ECLI:NL:RBDHA:2016:10750
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen; verlengde navorderingstermijn bij verzwegen Nederlandse omzet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een ijssalon in Nederland drijft, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen voor het jaar 2005, waarbij een bedrag van € 30.000 aan box 1-inkomsten niet was aangegeven. De rechtbank oordeelde dat de verlengde navorderingstermijn, zoals bedoeld in artikel 16, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr), niet van toepassing was. Dit omdat de kasstorting van € 60.000 op een buitenlandse bankrekening betrekking had op verzwegen Nederlandse omzet. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur niet bevoegd was om na te vorderen, aangezien de kasstorting niet als een in het buitenland opgekomen inkomensbestanddeel kon worden aangemerkt. De navorderingsaanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.047 en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen bleef gehandhaafd op € 11.536. Tevens werd de heffingsrente overeenkomstig de vermindering van de navorderingsaanslag aangepast. Eiseres werd in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 619.