In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. Eiser ontving sinds 1 april 2013 een bijstandsuitkering, maar verweerder heeft de kostendelersnorm toegepast, omdat eiser zijn hoofdverblijf zou delen met een meerderjarige persoon, [persoon 1]. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft met [persoon 1], en dat er geen uitzonderingsgevallen van toepassing zijn. De rechtbank wijst erop dat de kostendelersnorm op de uitkering van eiser terecht is toegepast per 1 augustus 2015.
Daarnaast heeft de rechtbank zich gebogen over de terugvordering van een bedrag van € 6.846,15, dat verweerder heeft teruggevorderd over de periode van 1 april 2013 tot en met 31 juli 2015. Eiser heeft betoogd dat hij enkel vrijwilligerswerk heeft verricht en geen op geld waardeerbare activiteiten heeft uitgevoerd. De rechtbank oordeelt echter dat de verrichte werkzaamheden op geld waardeerbaar zijn, ongeacht de intentie van eiser. De rechtbank concludeert dat eiser zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat hij op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht. De rechtbank verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.