1.4.In de primaire besluiten, gehandhaafd in de bestreden besluiten, heeft verweerder de aanvragen afgewezen. Hieraan heeft verweerder de signalering in het Register en de mededeling van de rechter-commissaris dat geen overeenstemming is bereikt, ten grondslag gelegd. Verder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eisers door de afwijzing niet onevenredig worden benadeeld.
2. Eisers voeren aan dat de signalering niet in lijn is met het doel van artikel 91 van de Fw, namelijk dat zij hun woonplaats niet mogen verlaten. Door de signalering, en de daarop volgende weigering van verstrekking van een nieuw paspoort, zullen zij juist gedwongen zijn hun woonplaats (Dubai) te verlaten nu zij aldaar geen rechtmatig verblijf meer zullen hebben bij het ontbreken van geldige paspoorten. Eisers stellen in Nederland geen woning of andere bezittingen meer te hebben, zodat zij hier niet terecht kunnen. Voorts wijzen zij erop dat zij ten tijde van de signalering reeds in het buitenland verbleven. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat eisers terecht zijn gesignaleerd. Daarnaast voeren eisers aan dat zij door de weigering nieuwe paspoorten te verstrekken onevenredig in hun belangen zijn geschaad gelet op de gevolgen van het ontbreken van een geldig paspoort voor hun verblijfsrecht in de VAE. Verder voeren zij aan dat hen feitelijk de Nederlandse nationaliteit wordt ontnomen. Tevens betogen eisers dat de bestreden besluiten in strijd zijn met het verbod op discriminatie. In beroep hebben eisers een advies overgelegd van mr. P.J. Schüller waarin onder meer wordt betoogd dat de bestreden besluiten in strijd zijn met het Unierecht en met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM).
3. Ingevolge artikel 91 van de Fw mag gedurende het faillissement de gefailleerde zonder toestemming van de rechter-commissaris zijn woonplaats niet verlaten.
Ingevolge artikel 105, eerste lid, van de Fw is de gefailleerde verplicht voor de rechter-commissaris, de curator of de commissie uit de schuldeisers te verschijnen en deze alle inlichtingen te verschaffen, zo dikwijls hij daartoe wordt opgeroepen.
Ingevolge artikel 19 van de Paspoortwet kan weigering geschieden op verzoek van de rechter-commissaris, indien de betrokken persoon in staat van faillissement verkeert dan wel op hem het bepaalde in artikel 106 van de Faillissementswet of een overeenkomstige regeling in een openbaar lichaam, Aruba, Curaçao of Sint Maarten van toepassing is.
Ingevolge artikel 22 van de Paspoortwet, samengevat weergegeven, kan weigering geschieden op verzoek van het tot invordering bevoegd orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, dat het aangaat, indien het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon die nalatig is in het nakomen van publiekrechtelijke vorderingen of die nalatig is in het nakomen van een op hem rustende onderhoudsverplichting.
Ingevolge artikel 25, eerste lid, van de Paspoortwet, voor zover thans van belang, richten de autoriteiten, bedoeld in artikelen 18 tot en met 24, het verzoek tot weigering onder vermelding van de bezwaren die tegen een persoon bestaan en de gronden die hebben geleid tot het verboden, bedoeld in artikel 18 en de artikelen 20 tot en met 24, aan Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, vermeldt Onze Minister onderscheidenlijk de Gouverneur, indien een verzoek als bedoeld in het eerste lid voldoet aan de voorwaarden van een van de artikelen 18 tot en met 24, de persoon op wie het verzoek betrekking heeft dan wel de persoon ten aanzien van wie bij hem, onderscheidenlijk de Gouverneur, gronden tot weigering bestaan, in een door Onze Minister bij te houden register.
Ingevolge artikel 44, vierde lid, van de Paspoortwet, voor zover thans van belang, deelt verweerder, indien de gronden tot weigering nog blijken te bestaan, de aanvrager terstond doch in ieder geval binnen vier weken na de aanvraag mede dat hij voornemens is de verstrekking van het aangevraagde reisdocument te weigeren, tenzij de aanvrager hem binnen twee weken verzoekt de beslissing gedurende acht weken aan te houden, ten einde met de autoriteit bij wie de gronden bestaan een zodanige overeenstemming te bereiken dat tot verstrekking van het aangevraagde reisdocument kan worden overgegaan.
Ingevolge artikel 45, eerste lid, van de Paspoortwet, voor zover thans van belang, wordt, indien binnen de periode van acht weken, bedoeld in artikel 44, vierde lid, door de autoriteit bij wie de gronden tot weigering bestaan aan verweerder wordt medegedeeld, dat overeenstemming is bereikt met de aanvrager, wordt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken overeenkomstig de bereikte overeenstemming het aangevraagde reisdocument verstrekt.
Ingevolge het tweede lid gaat verweerder, indien binnen de periode van acht weken, bedoeld in artikel 44, vierde lid, geen mededeling wordt gedaan als bedoeld in het eerste lid, tot weigering over, tenzij hij van oordeel is dat de aanvrager door deze beslissing onevenredig zou worden benadeeld.