ECLI:NL:RBDHA:2017:12394
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor medische behandeling in het kader van vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Iraakse vreemdeling, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, specifiek voor medische behandeling. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet voldeed aan de voorwaarden voor de verblijfsvergunning. Eiser had eerder verblijfsvergunningen gehad, maar deze waren ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat het Bureau Medische Advisering (BMA) had geconcludeerd dat het uitblijven van medische behandeling niet zou leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Eiser voerde aan dat hij suïcidaal was en dat er geen veilige behandelomgeving in Irak was, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Irak in een door artikel 3 van het EVRM verboden situatie zou geraken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris terecht de aanvraag had afgewezen.