In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2017, stond de maatschap De Bok Roijers Gasseling Advocaten (hierna: BRG Advocaten) tegenover een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. BRG Advocaten vorderde betaling van een bedrag van € 11.251,15, dat bestond uit onbetaalde declaraties voor verleende juridische diensten. De gedaagde betwistte de betalingsverplichting en voerde aan dat BRG Advocaten tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht, wat zou leiden tot ontbinding van de overeenkomst en een terugbetalingsverplichting van reeds betaalde bedragen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in 2014 een overeenkomst van opdracht met BRG Advocaten had gesloten, maar dat de werkzaamheden die in 2015 waren verricht, niet waren betaald. De rechter oordeelde dat de gedaagde niet kon aantonen dat er sprake was van een tekortkoming aan de zijde van BRG Advocaten. De gedaagde had de advocaat ingeschakeld voor advies over een geschil met een derde partij, [MW], over de verkoop van een onroerend goed. De rechter concludeerde dat de gedaagde niet had aangetoond dat de advocaat een beroepsfout had gemaakt, en dat de vordering van BRG Advocaten in conventie toewijsbaar was.
In reconventie vorderde de gedaagde een verklaring voor recht dat BRG Advocaten toerekenbaar tekortgeschoten was en dat de overeenkomst was ontbonden. De rechter wees deze vorderingen af, omdat er geen tekortkoming was vastgesteld. De rechter oordeelde dat de gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moest voldoen aan de betalingsverplichtingen, ondanks eventuele hoger beroep mogelijkheden.