In deze zaak hebben eisers, Syrische statushouders, beroep ingesteld tegen twee besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank heeft de zitting gehouden op 1 november 2018, waar eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, hun situatie in Spanje hebben toegelicht. Eisers hebben aangevoerd dat zij in Spanje geen recht meer hebben op huisvesting en financiële ondersteuning, en dat hun kinderen in gevaar zijn van uithuisplaatsing. Ze hebben ook medische zorg gemist, wat hen extra kwetsbaar maakt als gezin met minderjarige kinderen.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat van eisers kan worden verlangd dat zij naar Spanje terugkeren, aangezien Spanje hen eerder internationale bescherming heeft verleend. De rechtbank heeft verwezen naar jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), waarin is geoordeeld dat de situatie van asielzoekers niet te vergelijken is met die van statushouders. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de omstandigheden in Spanje niet zodanig zijn dat er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer.
De rechtbank heeft de aanvragen van eisers terecht niet-ontvankelijk verklaard en de beroepen ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op 12 november 2018.