ECLI:NL:RBDHA:2018:14821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4722
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Eritrese nationaliteit, had zijn aanvraag ingediend op basis van een kerkelijke huwelijksakte met referente, die een verblijfsvergunning asiel had. De aanvraag werd afgewezen omdat de identiteit van eiser en de familierechtelijke relatie met referente niet voldoende waren aangetoond. Eiser had geen officiële documenten over zijn identiteit en had zich niet beschikbaar gesteld voor nader onderzoek op de Nederlandse ambassade in Rome, ondanks dat hem dit was aangeboden. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat eiser zijn identiteit en familierechtelijke relatie niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiser niet had voldaan aan de vereisten voor de mvv en dat de overgelegde documenten niet als voldoende bewijs konden worden aangemerkt. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/4722

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 10 oktober 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) afgewezen.
Bij besluit van 31 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2018.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren ter zitting aanwezig [referente] (hierna: referente) en G. Ogbamichael, tolk.
Verweerder is met bericht niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1991, van Eritrese nationaliteit te zijn en kerkelijk gehuwd te zijn met referente.
Aan referente, geboren op [geboortedatum] 1993, van Eritrese nationaliteit, is op 24 oktober 2015 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend.
Bij brief van 3 december 2015 heeft referente ten behoeve van eiser de onderhavige aanvraag om een mvv in het kader van nareis ingediend. Ten tijde van deze aanvraag bevond eiser zich volgens de verklaringen van referente in Israël.
2. Verweerder heeft bij het primaire besluit de aanvraag afgewezen omdat de identiteit van eiser en zijn familierechtelijke relatie met referente niet zijn aangetoond.
3.1
Bij brief van 27 februari 2017 heeft referente aan verweerder laten weten dat eiser met een Israëlisch laissez-passer naar Oeganda is vertrokken.
3.2
Bij brief van 1 mei 2017 heeft referente aan verweerder laten weten dat eiser inmiddels naar Soedan is gereisd en in het bezit is van een Soedanese werknemerskaart.
3.3
Op 6 november 2017 heeft referente aan verweerder laten weten dat eiser in juli 2017 vanuit Soedan naar Libië is vertrokken. Tevens heeft referente toegelicht waarom eiser niet over een bewonerspas beschikt en hoe eiser zijn identiteitspas verloren heeft. Eiser is in 2012 vanuit Eritrea vertrokken. Op dat moment werden bewonerspassen verstrekt, maar voordat eiser zijn bewonerspas had kunnen ophalen, was hij al vertrokken uit Eritrea. Hij is terechtgekomen in Soedan. Eiser wilde destijds met anderen doorreizen naar Khartoem. Er werden smokkelaars gevraagd om hen te vervoeren naar Khartoem. In plaats van naar Khartoem te gaan, werden zij meegenomen naar de Sinaï, waar zij werden beroofd van hun bezittingen, geld en documenten. Op deze wijze is eiser zijn identiteitsbewijs kwijtgeraakt. Hij is vervolgens terecht gekomen in Israël.
4. Op 8 november 2017 heeft Bureau Documenten een onderzoek verricht naar de door eiser overgelegde kerkelijke huwelijksakte en schoolpas uit Eritrea.
Ten aanzien van de kerkelijke huwelijksakte is in een “verklaring van onderzoek” geconcludeerd dat het document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is en dat Bureau Documenten niet kan vaststellen of het document inhoudelijk juist is. Vermeld is dat de basisgegevens in het document aangebracht zijn met een printtechniek (toner) en dat de verschijningvorm afwijkt.
Verder is aangegeven dat op grond van informatie uit het ambtsbericht Eritrea van februari 2017 kan worden vastgesteld dat een kerkelijke huwelijksakte geen officieel huwelijksbewijs is, maar slechts in samenhang met andere bewijsstukken geaccepteerd zou kunnen worden om een huwelijk te registreren.
Ten aanzien van de studentenkaart (schoolpas) is in een “verkorte verklaring van onderzoek documenten” aangegeven dat het document een fotokopie is en dat het niet te beoordelen is.
5. Bij brief van 18 januari 2018 heeft referente aan verweerder laten weten dat eiser inmiddels is aangekomen in Italië en daar aangegeven heeft graag naar Nederland te willen doorreizen in verband met referente.
6. Nederland heeft het (herhaalde) verzoek van Italië om eiser over te nemen op grond van de Dublinverordening, afgewezen, omdat het gestelde huwelijk niet aannemelijk wordt geacht gezien de uitslag van het documentenonderzoek van Bureau Documenten.
7. Bij brief van 8 februari 2018 heeft verweerder referente medegedeeld dat verweerder de feitelijke gezinsband wil onderzoeken en daarvoor een interview op de Nederlandse ambassade in Rome zal aanvragen. Eiser moet binnen vier weken een afspraak maken met die ambassade.
8. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft overwogen dat eiser tot aan de datum van het bestreden besluit geen gevolg heeft gegeven aan de brief van 8 februari 2018 om een afspraak te maken met de Nederlandse ambassade in Rome, en dat eiser binnen de termijn van vier weken verweerder niet geïnformeerd heeft waarom dit niet is gelukt. Verweerder heeft overwogen dat eiser zich verwijtbaar niet beschikbaar heeft gesteld voor nader onderzoek, en dat eiser zijn identiteit, familierechtelijke relatie en feitelijke gezinsband niet heeft aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt. Verweerder houdt daarom vast aan de conclusie van het primaire besluit, dat eiser niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet.
9. Eiser heeft in beroep, samengevat, het volgende aangevoerd.
Aan de hand van de overgelegde stukken zijn de identiteit en familierechtelijke relatie met referente voldoende aannemelijk gemaakt. Dat eiser geen afspraak heeft gemaakt voor een gehoor op de ambassade doet daaraan niet af en kan geen reden zijn om de aanvraag af te wijzen. Eiser wil graag mee werken aan een gehoor op de ambassade. Hij kreeg via een tolk van de directie op het AZC in Italië te horen dat hij in het kamp moest blijven en niet naar de ambassade kon gaan. Verweerder heeft referente ten onrechte niet in bezwaar gehoord.
Verweerder mocht niet van het rapport van Bureau Documenten uitgaan. De veronderstelling dat een kerkelijk huwelijk moet zijn ingeschreven bij de kebabi/zoba is een standpunt dat inmiddels is verlaten door verweerder. Het gewijzigde standpunt van verweerder luidt dat een Eritrees kerkelijk huwelijk rechtsgeldig is ook al is dat kerkelijke huwelijk niet geregistreerd in de kebabi/zoba. Vastgesteld kan worden dat er in Eritrea vele verschijningsvormen zijn van kerkelijke huwelijksakten. Iedere kerk bepaalt zelf hoe een huwelijksakte eruitziet. Het is voor Bureau Documenten onmogelijk om van elke kerk referentiemateriaal te hebben. De conclusie van Bureau Documenten dat de overgelegde en onderzochte kerkelijke huwelijksakte “met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is” omdat de verschijningsvorm afwijkt, is onbegrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd. De conclusie zou behoren te luiden dat de authenticiteit niet kan worden vastgesteld, bij gebrek van vergelijkingsmateriaal. Een contra-expertise laten uitvoeren is niet mogelijk. In het verleden heeft Günter Schröder (Frankfurt) aangegeven kerkelijke akten te kunnen beoordelen op authenticiteit, maar hij blijkt al langere tijd volstrekt onbereikbaar. Eiser verzoekt de rechtbank zelf kennis te nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het rapport van Bureau Documenten, en zelf te onderzoeken of Bureau Documenten tot het oordeel heeft kunnen komen dat de overgelegde kerkelijke huwelijksakte vals is.
10. De rechtbank overweegt als volgt.
10.1
Per 1 januari 2018 hanteert verweerder nieuw beleid voor de beoordeling van nareisaanvragen. Uit de uitspraken van 16 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1508, ECLI:NL:RVS:2018:1509, ECLI:NL:RVS:2018:1637, ECLI:NL:RVS:2018:1639) van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) blijkt dat verweerder bij de beoordeling of herbeoordeling van alle op 23 november 2017 lopende nareisaanvragen dit nieuwe beleid reeds als vaste gedragslijn hanteert. Deze vaste gedragslijn is blijkens de voornoemde jurisprudentie geaccordeerd door de Afdeling en houdt het volgende in. Verweerder eist van de vreemdelingen dat zij zowel officiële documenten over de gestelde identiteit als over de gestelde familierelatie overleggen en dat het aan hen is om aannemelijk te maken dat zij dergelijke documenten niet kunnen overleggen. Indien wordt gesteld dat dergelijke documenten niet kunnen worden overgelegd, betrekt verweerder ook de overgelegde onofficiële documenten bij zijn beoordeling. Deze documenten kunnen aanleiding geven om aanvullend onderzoek aan te bieden. De lidstaten hebben een zekere beoordelingsmarge bij de beslissing of het wenselijk en noodzakelijk is om het bewijs van de gezinsband te verifiëren door middel van DNA-onderzoek of identificerende gehoren.
De Afdeling heeft overwogen dat voor het aanbieden van aanvullend onderzoek is vereist dat de onofficiële documenten over de gestelde familierelatie of identiteit, substantieel bewijs zijn, of – voor wat betreft de identiteit – dat de vreemdeling met een op de persoon toegespitste verklaring aannemelijk maakt dat hij geen officiële documenten kan overleggen om zijn identiteit aan te tonen. Verweerder dient onofficiële documenten dus bij zijn beoordeling te betrekken, ongeacht of zich bewijsnood voordoet. Verweerder mag een afwijzing van een aanvraag niet alleen baseren op het ontbreken van bewijsstukken. Als verweerder een aanvraag afwijst, dient hij deugdelijk te motiveren waarom die aanvraag, gelet op de officiële en onofficiële documenten en afgelegde verklaringen, niet voor inwilliging in aanmerking komt.
10.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de totstandkoming van het bestreden besluit conform zijn voornoemde gedragslijn heeft gehandeld. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn identiteit geen officiële documenten, maar indicatief bewijs overgelegd, te weten kopieën van documenten die verband houden met zijn verblijf in Israël en Soedan, een schoolpas en een kerkelijke huwelijksakte waarop zijn foto is geplaatst. Het laatstgenoemde document is tevens indicatief bewijs voor de onderbouwing van het gestelde huwelijk met referente. Dit document is gezien het voornoemde ambtsbericht niet als officieel document voor het vaststellen van de familierechtelijke relatie aan te merken. Verweerder heeft aan eiser daarom een aanvullend onderzoek aangeboden in de vorm van een identificerend gehoor op de Nederlandse ambassade in Rome. Eiser heeft hiervan geen gebruik gemaakt en verweerder niet tijdig op de hoogte gesteld van de reden voor het niet meewerken aan dat onderzoek, terwijl niet is gebleken dat eiser niet in staat is geweest om (via referente met wie hij contact onderhoudt) verweerder te informeren waarom hij aan dat onderzoek geen deel zal nemen. De eerst in beroep aangevoerde reden voor het niet verschijnen op het gehoor is te laat aangevoerd en kan niet tot het oordeel leiden dat het bestreden besluit onzorgvuldig of onjuist gemotiveerd is doordat daarin met die reden geen rekening is gehouden. Verweerder heeft aan eiser dan ook niet ten onrechte tegengeworpen dat hij zich verwijtbaar niet beschikbaar heeft gesteld voor nader onderzoek.
Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat – mede gelet op de uitslag van het onderzoek van Bureau Documenten – eiser zijn identiteit en familierechtelijke relatie met referente niet aannemelijk heeft gemaakt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de onderliggende stukken van Bureau Documenten op te vragen en in te zien. Dat er een grote verscheidenheid aan kerkelijke huwelijksakten in Eritrea is, betekent op zichzelf beschouwd nog niet dat een huwelijksakte en huwelijksregistratie door Bureau Documenten niet als vals kunnen worden beoordeeld. Van belang is dat eiser het onderzoek van Bureau Documenten niet door middel van een contra-expertise heeft bestreden, noch andere stukken heeft ingebracht om het onderzoek van Bureau Documenten te bestrijden. De niet-nader onderbouwde stelling dat contra-expertise niet mogelijk is, leidt niet tot een ander oordeel reeds omdat verweerder eiser tegemoet is gekomen door hem een aanvullend onderzoek aan te bieden, maar eiser om hem moverende redenen daarvan af heeft gezien. Dat eiser in de beroepsgronden heeft gesteld dat hij alsnog aan een aanvullend onderzoek wil meewerken is tardief, en kan (gelet op de ex-tunc toetsing in beroep) niet aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit afdoen.
Dat verweerder het standpunt heeft verlaten dat een kerkelijk huwelijk ingeschreven moet zijn bij de kebabi/zoba om sprake te kunnen zijn van een rechtsgeldig huwelijk, kan eiser ook niet baten, nu de aanvraag niet is afgewezen op de grond dat van een rechtsgeldig huwelijk geen sprake is, maar omdat eiser zijn identiteit en familierechtelijke relatie met referente niet aannemelijk heeft gemaakt.
10.3
Het betoog namens eiser ter zitting dat de overweging in het bestreden besluit dat eiser niet op het gehoor is verschenen, een constatering betreft en niet als motivering voor de ongegrondverklaring van het bezwaar kan dienen, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Verweerder dient in het besluit op bezwaar in te gaan op wat in bezwaar is aangevoerd.
Verweerder heeft in de bezwaarfase aan eiser een gehoor aangeboden, maar eiser heeft hieraan geen medewerking verleend en heeft het verweerder niet mogelijk gemaakt om nader onderzoek te doen. Het bezwaar heeft aldus niet tot nieuwe gezichtspunten geleid. Op grond hiervan heeft verweerder van het horen in bezwaar kunnen afzien.
Uit hetgeen onder 10.2 is overwogen volgt eveneens dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bezwaar geen doel treft.
In het licht van het vorenstaande heeft verweerder voor de motivering van het besluit op bezwaar kunnen volstaan met een verwijzing naar de conclusie van het primaire besluit, dat eiser niet aan de voorwaarden voor de gevraagde mvv voldoet en dat de aanvraag daarom wordt afgewezen. Van schending van het motiveringsbeginsel is geen sprake.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.