Op 2 mei 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiseres, die een aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had ingediend. Deze aanvraag was oorspronkelijk op 22 september 2015 ingediend door referente, die eiseres als pleegkind beschouwde. De aanvraag werd echter afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat eiseres haar identiteit niet had aangetoond en niet kon bewijzen dat zij een pleegkind was van referente. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de mvv.
De rechtbank overwoog dat eiseres niet in staat was om het griffierecht te betalen, maar dat dit niet betekende dat haar beroep niet-ontvankelijk was. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van eiseres en referente onvoldoende bewijs boden voor een pleegouder-kindrelatie. Eiseres had ook aangevoerd dat de overgelegde documenten, zoals de geboorteakte en voogdijakte, authentiek waren, maar de rechtbank oordeelde dat deze documenten vals waren bevonden. Bovendien was er geen bewijs dat de belangen van eiseres als kind niet in acht waren genomen, zoals vereist door het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de aanvraag voor de mvv. De uitspraak werd gedaan door mr. J.M. Ghrib, in aanwezigheid van griffier mr. F.M.E. Schulmer, en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2018. Eiseres kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.