4.3.Het nieuwe toetsingskader zoals onder 3.1 weergegeven stelt aan iMMO-rapporten het nadere vereiste dat uit het rapport moet blijken:
- op welke wijze de mate van waarschijnlijkheid dat de vreemdeling niet in staat was consistent te verklaren, is vastgesteld;
- op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om consistent en coherent te verklaren, invloed heeft gehad; en
- dat de conclusie omtrent het vermogen consistent te verklaren, niet mede is gebaseerd op de aanname dat de gebeurtenissen waardoor de vreemdeling stelt psychische problemen te hebben gekregen, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het door eiser overgelegde iMMO-rapport aan deze voorwaarden. Zo staat onder paragraaf 1.4 vermeld welke stukken zijn betrokken en staat daar het onderzoeksformulier van MediFirst ook bij vermeld. Op pagina’s 12 en 13 van het iMMO-rapport staat vermeld op welke onderdelen van het relaas de beperking van het vermogen om consistent en coherent te verklaren, in ieder geval invloed heeft gehad, namelijk het verblijf in het kamp [plaatsnaam] en de mishandelingen van eiser en zijn echtgenote. Er zijn verder geen aanwijzingen voor het oordeel dat de conclusies mede zijn gebaseerd op de aanname dat het asielrelaas waar is. De rechtbank deelt dan ook niet verweerders standpunt, dat uit het iMMO-rapport niet blijkt op welk onderdeel van het asielrelaas de beperking van het vermogen om compleet, coherent en consistent te kunnen verklaren ziet.
4.4.1.Omdat het iMMO-rapport aldus voldoet aan de in het toetsingskader gestelde vereisten en verweerder niet zelf een medisch deskundige heeft ingeschakeld om de in het iMMO-rapport neergelegde conclusie te bestrijden, zal verweerder nader moeten motiveren waarom hij het relaas desondanks toch ongeloofwaardig acht. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit onvoldoende heeft gemotiveerd en overweegt daartoe het volgende.
4.4.2.Het door eiser overgelegde iMMO-rapport van 7 december 2016 vermeldt op pagina’s 12 en 13 onder het kopje “7.2 Beoordeling van de mate van psychische beperkingen ten tijde van de eerdere asielprocedure” de conclusie dat het zeker is dat de psychische klachten van eiser ten tijde van de asielgehoren interfereerden met het doen van een compleet, coherent en consistent asielrelaas. Blijkens de leeswijzer betreft dit de sterkste gradatie voor de mate van interferentie, waarbij de psychische problemen van dien aard en ernst zijn dat ze zeker zullen interfereren.
4.4.3.De omstandigheid dat verweerder tijdens de gehoren rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiser is onvoldoende om de inconsistenties en incoherenties in het asielrelaas aan eiser tegen te werpen. Dat er voldoende voorzorgmaatregelen zijn genomen, maakt wellicht dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld, maar betekent nog niet dat eiser ook compleet, coherent en consistent heeft kunnen verklaren. Dat deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, in haar uitspraak van 1 februari 2012 heeft overwogen dat de inconsistenties en incoherenties in het asielrelaas om die reden wel konden worden tegengeworpen, maakt dit niet anders. Die uitspraak is immers gedaan zonder de huidige kennis van zaken zoals neergelegd in het iMMO-rapport.
4.4.4.De rechtbank volgt verweerder ook niet in diens standpunt dat hij zonder nader onderzoek aan het iMMO-rapport voorbij kan gaan, omdat hij het asielrelaas van eiser op hoofdlijnen ongeloofwaardig heeft geacht, waarbij het niet louter gaat om enkele vaagheden en tegenstrijdigheden maar om vage, summiere en wisselende verklaringen ten aanzien van de kern van het asielrelaas en ongerijmde verklaringen op meerdere essentiële onderdelen. Het voornemen van 5 juli 2011 en het besluit van 9 augustus 2011 opgenomen geloofwaardigheidsbeoordeling rust op de volgende elementen:
dat niet valt in te zien dat eiser door de militairen meerdere keren ondervraagd werd, terwijl zij tijdens de ondervragingen zouden hebben gezegd al voldoende bewijs te hebben;
dat eiser na de ondervragingen nog een maand in het kamp zat voordat hij wordt gearresteerd;
dat eiser wisselend heeft verklaard over het aantal mensen dat hem uit de cel kwam ophalen en aanwezig was bij de daaropvolgende marteling;
at eiser wisselend verklaard heeft over of er in het gevangenenkamp wel of niet met elkaar gepraat mocht worden;
dat eiser niet alle details rondom zijn vrijlating kent.
Dat het asielrelaas op hoofdlijnen ongeloofwaardig is geacht, waardoor de conclusie van het iMMO niet relevant zou zijn, volgt de rechtbank niet. De hiervoor als b tot en met e genoemde elementen kunnen niet als zodanig worden aangemerkt. Voor zover het als a genoemde element wel als ‘op hoofdlijnen’ kan worden aangemerkt, is dit op zichzelf onvoldoende om op grond daarvan zonder nader onderzoek aan het iMMO-rapport voorbij te gaan. Te meer nu verweerder andere delen van het asielrelaas die wel tot de hoofdlijnen behoren, namelijk de (gedwongen) werkzaamheden voor de LTTE en het verblijf in het kamp in [plaatsnaam] , wel geloofwaardig heeft geacht. Bovendien blijkt uit het voorgaande, dat verweerder zijn geloofwaardigheidsoordeel voornamelijk heeft gebaseerd op eisers verklaringen over het verblijf in het kamp in [plaatsnaam] en de mishandelingen (de hiervoor als a tot en met e genoemde elementen), waarvan onder 4.3 is vastgesteld dat dit juist de onderdelen zijn waarop de conclusie van het iMMO ziet.
Medisch steunbewijs
5.1. De Afdeling overweegt in zijn uitspraken van 27 juni 2018 dat het toetsingskader, zoals neergelegd in de uitspraak van de Afdeling van 25 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:600, dat van toepassing is als een vreemdeling ter staving van zijn asielrelaas een iMMO-rapport overlegt, waarin aan de hand van het Istanbul Protocol wordt vastgesteld in hoeverre aannemelijk is dat de medische problematiek waarmee een vreemdeling te maken heeft, kan zijn voortgekomen uit het gestelde relaas dat ten grondslag ligt aan de asielaanvraag, onveranderd blijft. Ter verduidelijking van dit toetsingskader overweegt de Afdeling in zijn uitspraken van 27 juni 2018 dat als een medisch rapport, zoals een iMMO-rapport, een sterke aanwijzing vormt dat de door een vreemdeling gestelde onmenselijke behandeling in het land van herkomst of bestendig verblijf het letsel heeft veroorzaakt, het, indien verweerder die gestelde onmenselijke behandeling desondanks niet aannemelijk acht, aan verweerder is om de twijfel weg te nemen over de oorzaak van het letsel. Hiertoe kan verweerder gehouden zijn nader medisch onderzoek te laten verrichten. Bij het beantwoorden van de vraag of een iMMO-rapport tot dergelijk onderzoek verplicht, is van belang in hoeverre de vreemdeling tijdens de gehoren bevreemdingwekkend, vaag of tegenstrijdig heeft verklaard over het deel van het asielrelaas dat hij met het iMMO-rapport heeft willen staven. Verder is van belang in hoeverre dat deel van het asielrelaas past in het beeld dat in betrouwbare algemene informatie naar voren komt over het land van herkomst. Daarbij is van belang hoe sterk de kwalificatie is die volgens het iMMO van toepassing is. Voor het ontstaan van de verplichting tot nader medisch onderzoek is echter niet vereist dat het iMMO-rapport geen ruimte laat voor een andere dan de door de vreemdeling gestelde oorzaak. Dat onderdelen van het asielrelaas ongeloofwaardig zijn, hoeft evenmin in de weg te staan aan het ontstaan van de verplichting tot medisch onderzoek.