ECLI:NL:RBDHA:2018:9543

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
18.8261
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublin-overdracht naar Italië; procedurele zorgvuldigheid en interstatelijk vertrouwensbeginsel in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Eritrese vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 24 mei 2018 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is het verzoek tot voorlopige voorziening toegewezen, wat betekende dat haar uitzetting werd opgeschort tot de definitieve uitspraak.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de procedurele zorgvuldigheid in de overdracht naar Italië niet in het geding was. Eiseres had aangevoerd dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat haar terugkeer daar in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank oordeelde echter dat de informatie over de opvangomstandigheden in Italië niet zodanig was dat deze een overdracht onaanvaardbaar zou maken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat haar medische situatie, hepatitis B, niet adequaat behandeld zou kunnen worden in Italië.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij concludeerde dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden waren die een overdracht aan Italië van een onevenredige hardheid zouden getuigen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.8261

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (NL18.8262).
Het onderzoek op zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL18.8262, plaatsgevonden op 24 mei 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Mohamed Ali. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek is op zitting aangehouden. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is toegewezen. Daarbij is bepaald dat uitzetting van eiseres achterwege blijft en dat de opvang en andere voorzieningen ten behoeve van eiseres dienen te worden voortgezet tot bekendmaking van de definitieve uitspraak in haar beroepsprocedure.
Verweerder is op zitting uitgenodigd een nadere schriftelijke reactie te geven op een aantal stukken die betrekking hebben op de situatie van eiseres en haar minderjarige dochter [1] .
Op 28 mei 2018 heeft verweerder een reactie gestuurd. Op 31 mei 2018 heeft eiseres gereageerd op het schrijven van verweerder. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Eritrese nationaliteit. Op 10 december 2017 heeft zij, mede namens haar minderjarige dochter, een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw [2] . Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [3] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd. Op grond van artikel 25, tweede lid, van de Dublinverordening staat dit gelijk met het aanvaarden van het terugnameverzoek. In de aanwezigheid van de vader van de minderjarige dochter van eiseres of andere omstandigheden ziet verweerder geen aanleiding de aanvraag aan zich te trekken.
3. Op wat eiseres hiertegen aangevoerd heeft wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Procedurele zorgvuldigheid overdrachtsbesluit
4. De rechtbank is van oordeel dat het overnameverzoek niet onzorgvuldig tot stand is gekomen zoals eiseres stelt. Uit artikel 21, eerste lid, en artikel 22, derde lid, van de Dublinverordening, gelezen in samenhang met artikel 2, aanhef en onder a, van de Uitvoeringsverordening [4] volgt dat verweerder slechts gehouden is informatie in het overnameverzoek te vermelden die de aangezochte lidstaat in staat stelt om te beoordelen of hij krachtens de in de Dublinverordening genoemde criteria verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van de aanvraag van eiseres (zie de uitspraak van de Afdeling van 11 januari 2018 [5] ). De ex-partner van eiseres is geen gezinslid van eiseres in de zin van artikel 2, aanhef en onder g, van de Dublinverordening nu geen sprake is van een duurzame relatie, zodat de artikelen 9, 10 en 11 van de Dublinverordening om die reden niet van toepassing zijn. Verweerder hoefde dus in het overnameverzoek geen melding te maken van het feit dat de ex-partner van eiseres in het bezit is van een verblijfsvergunning. Hij kon volstaan met de in het overnameverzoek gegeven informatie aan de Italiaanse autoriteiten.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in het algemeen van uitgaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het ligt daarom op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat Italië dit niet doet.
6. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat eiseres er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen en dat bij terugkeer een situatie zal ontstaan die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [6] . Het EHRM [7] heeft in een aantal arresten [8] geoordeeld dat de structuur van en de algehele omstandigheden in het Italiaanse opvangsysteem niet zodanig zijn dat overdracht aan dat land zonder meer leidt tot een met artikel 3 van het EVRM strijdige situatie. Er zijn weliswaar tekortkomingen in de opvangvoorzieningen, maar deze zijn niet zo ernstig dat deze aan de overdracht van asielzoekers aan Italië in de weg moeten staan. Het EHRM heeft verder meermaals overwogen dat de situatie voor asielzoekers in Italië niet kan worden vergeleken met de situatie in Griekenland ten tijde van de uitspraak van het EHRM in de zaak M.S.S. tegen België en Griekenland. De Afdeling heeft ook meermalen geoordeeld dat de situatie in Italië niet zodanig is verslechterd dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan [9] . Het beroep op artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening slaagt dan ook niet.
Hardheidsclausule
6. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening kan een lidstaat besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht.
7. Verweerder heeft zich bij schrijven van 28 mei 2018 op het aanvullende standpunt gesteld dat er geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden waardoor overdracht van eiseres en haar dochter van een onevenredige hardheid getuigt. Er is geen sprake van een duurzame relatie tussen eiseres en haar ex-partner, de vader van haar dochter. Bij aankomst in Nederland heeft haar ex-partner haar weggestuurd en is er slechts eenmaal contact geweest. De dochter van eiseres wordt dan ook niet gescheiden van haar vader omdat zij al sinds 2012 gescheiden van haar vader leeft. De op 23 mei 2018 overgelegde medische gegevens leiden evenmin tot een ander oordeel. Er zijn geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat eiseres nu nog te kampen heeft met de in die stukken genoemde psychische klachten, dan wel dat zij onder behandeling staat voor haar fysieke of psychische klachten. Op grond van het interstatelijke vertrouwensbeginsel moet worden aangenomen dat asielzoekers in de lidstaten die gebonden zijn aan de Opvangrichtlijn passende medische zorg ontvangen. Dit betekent dat het onder die omstandigheden aan de betrokken asielzoeker is om te staven dat de voor zijn ernstige fysieke of mentale aandoening benodigde medische zorg in de verantwoordelijke lidstaat ontbreekt. Verweerder is van oordeel dat eiseres in deze zaak onvoldoende heeft gestaafd dat haar aandoening, hepatitis B, in Italië niet passend kan worden behandeld. Eiseres heeft met de overgelegde stukken evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat zich in haar geval een situatie voordoet als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van 16 februari 2017, C.K. tegen Slovenië [10] . Verweerder heeft tegengeworpen dat eiseres stelt slachtoffer te zijn van seksueel misbruik, maar dat zij daarvan geen aangifte heeft gedaan en dat de medische situatie van eiseres en de opvangomstandigheden in Italië evenmin een reden vormen om de aanvraag naar zich toe te trekken. Eiseres kan zich over de opvangomstandigheden en overige omstandigheden beklagen bij de Italiaanse autoriteiten dan wel bij het EHRM. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij vanwege haar hepatitis B dan wel eventuele psychische klachten is aangewezen op specifieke (opvang-)voorzieningen. Eiseres is daarom niet aan te merken als een kwetsbaar persoon in de zin van het Tarakhel-arrest. Verweerder heeft op zitting toegelicht dat indien eiseres op grond van medische informatie onderbouwt dat er sprake is van bijzondere behoeften, verweerder die informatie zal verzenden aan de Italiaanse autoriteiten als eiseres daarvoor toestemming geeft.
8. Eiseres voert aan dat overdracht aan Italië in dit geval wel van een onevenredige hardheid getuigt. Zij lijdt aan hepatitis B, en heeft zeer traumatische ervaringen gehad in zowel Libië als in Italië, waar zij is verkracht en zwanger is geraakt. In Nederland heeft zij vervolgens een abortus moeten ondergaan. Uit informatie blijkt dat in Italië alleen toegang is tot basale medische zorg en dat er problemen zijn met de communicatie met hulpverleners omdat deze alleen Italiaans spreken. Chronische hepatitis B die onbehandeld blijft kan ernstige gezondheidsrisico’s met zich meebrengen en kan zelfs leiden tot de dood. Er vindt geen beoordeling plaats of kwetsbare personen specifieke opvang nodig hebben. Eiseres dient aangemerkt te worden als een zeer kwetsbaar persoon en aanvullende garanties zijn in haar geval benodigd. De stelling dat eiseres zich over de opvangomstandigheden en overige omstandigheden kan beklagen bij de Italiaanse autoriteiten is illusoir, nu er een gebrek is aan tolken en omdat geen juridische bijstand verleend wordt.
Daarnaast verblijft haar ex-partner, de vader van haar dochter, in Nederland. Het is in het belang van haar dochter om op te groeien in de nabijheid van haar beide ouders, aldus eiseres. Zij beroepen zich op de artikelen 2, 3, 9 en 10 van het IVRK [11] . Ter onderbouwing van haar beroep op artikel 17 van de Dublinverordening heeft eiseres in beroep de volgende stukken ingebracht:
  • Notitie telefoongesprek Helpdesk Juridische Zaken IND, van 23 mei 2018;
  • E-mailcorrespondentie van 7 mei 2018 naar Bureau Veiligheid en de COA informatielijn;
  • Voorblad en gedeelte patiëntendossier eiseres, waarin melding wordt gemaakt van vaststelling hepatitis B sinds 14 februari 2018;
  • Uitnodiging afspraak internist;
  • Aida
 SHF [13] , rapport van augustus 2016, blz. 71.
9. Verweerder heeft veel beoordelingsruimte bij de bepaling of sprake is van bijzondere individuele omstandigheden waardoor overdracht aan Italië van een onevenredige hardheid zou getuigen. De rechtbank kan de beoordeling van verweerder slechts terughoudend toetsen. De rechtbank zal daarom alleen toetsen of de beoordeling van verweerder volledig is en niet onredelijk.
10. De rechtbank vindt het standpunt van verweerder, zoals weergegeven onder punt 7, voldoende gemotiveerd en niet onredelijk. Eiseres heeft geen recente medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij onder (specialistische) behandeling staat voor hepatitis B. Eiseres heeft ook niet onderbouwd dat zij op dit moment behandeld wordt voor de door haar ondervonden traumatische gebeurtenissen in Italië. Evenmin heeft eiseres voldoende onderbouwd dat de Italiaanse autoriteiten geen bescherming en hulp aan eiseres zullen bieden wanneer zij daarom vraagt. Dat er mogelijk problemen zijn met communicatie omdat de hulpverleners Italiaans spreken, is onvoldoende om te concluderen dat zij in Italië geen hulp of ondersteuning kan krijgen bij medische of psychische problematiek. Ook in de aanwezigheid van de vader van de minderjarige dochter van eiseres in Nederland heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien de aanvraag van eiseres onverplicht aan zich te trekken. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiseres voorheen altijd alleen voor haar dochter heeft gezorgd en daarnaast heeft de ex-partner van eiseres de mogelijkheid zijn dochter in Italië te bezoeken, of op andere wijze contact met haar te onderhouden. Dat er in Nederland inmiddels meer contact is tussen de minderjarige dochter van eiseres en haar vader, maakt dit niet anders. Ten aanzien van het beroep op het IVRK overweegt de rechtbank dat dit niet kan slagen, nu de waarborgen voor het kind zoals beoogd door het IVRK zijn opgenomen in de Dublinverordening. De uit de considerans van de Dublinverordening voortvloeiende waarborgen met betrekking tot het familie- en gezinsleven hebben hun weerslag hebben gevonden in hoofdstuk III van de Dublinverordening. Deze verordening is echter niet bedoeld als route waarlangs op reguliere gronden verblijf bij een familie- of gezinslid in Nederland kan worden verkregen, omdat daar andere regelingen voor openstaan [14] . Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de wens van eiseres om samen met haar dochter in Nederland te blijven, heeft verweerder in wat eiseres heeft aangevoerd in redelijkheid geen bijzondere, individuele omstandigheden hoeven zien die maken dat overdracht van eiseres aan Italië van een onevenredige hardheid zou getuigen.
Slotsom
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Bemnet Efrem Thedros, geboren op 8 december 2011, eveneens van Eritrese nationaliteit.
2.Vreemdelingenwet 2000
3.Verordening (EU) nr. 604/2013
4.Uitvoeringsverordening (EU) nr. 118/2014
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2018:74
6.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
7.Europese Hof voor de Rechten van de Mens
8.zie onder meer de arresten van 26 november 2015 in de zaak J.A. en anderen tegen Nederland, nr. 21459/14, van 9 juni 2016 in de zaak S.M.H. tegen Nederland, nr. 5868/13 en meest recent van 7 juni 2018 in de zaak H. e.a. tegen Zwitserland, nr. 67981/16
9.onder meer bij uitspraken van 10 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2278), 16 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2533), 9 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3291), 16 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:73) en 7 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:971)
10.Hof van Justitie van de Europese Unie ECLI:EU:C:2017:127
11.Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind
12.Asylum information Database
13.Schweizerische Flüchtlingshilfe, Reception conditions in Italy
14.Zie ook de vaste rechtspraak van de Afdeling, onder meer: 11 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:74.