ECLI:NL:RBDHA:2018:9720
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake terugkeerbesluit en inreisverbod voor verzoeker van Israëlische nationaliteit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker van Israëlische nationaliteit. Tegen verzoeker was een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar uitgevaardigd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het beroep van de verzoeker is aangehouden in verband met prejudiciële vragen die door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aan het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn gesteld. De voorzieningenrechter oordeelt dat het enkele feit dat de verzoeker moet wachten op een uitspraak in verband met deze vragen, niet maakt dat het rechtsmiddel ineffectief is. De voorzieningenrechter benadrukt dat het belang bij een effectief rechtsmiddel samenhangt met het persoonlijke belang dat men beoogt te beschermen. In dit geval zijn de persoonlijke belangen van de verzoeker niet sterk genoeg om de werking van het inreisverbod op te schorten. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waarbij hij ook opmerkt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.