ECLI:NL:RBDHA:2019:10101
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dublinprocedure en interstatelijk vertrouwensbeginsel in asielaanvragen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2019, hebben eisers, [eiser I] en [eiser II], beroep ingesteld tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen. De rechtbank oordeelt dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank stelt vast dat de autoriteiten van Italië de verzoeken van verweerder om eisers terug te nemen hebben aanvaard. Eisers hebben aangevoerd dat Italië niet langer kan worden vertrouwd vanwege structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen, en dat zij als slachtoffers van mensenhandel kwetsbaar zijn. De rechtbank oordeelt echter dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat Italië zijn verplichtingen zal nakomen. De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eisers faalt en dat zij niet in de gelegenheid hoeven te worden gesteld om aangifte te doen van mensenhandel, omdat de aanvragen niet in behandeling zijn genomen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.