ECLI:NL:RBDHA:2019:12626
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor meerderjarige kinderen van referent met asielstatus
Op 5 juli 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen twee meerderjarige kinderen, eiseres en eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis naar Nederland, waar hun vader, referent, asielstatus heeft. De aanvraag werd afgewezen omdat de feitelijke gezinsband tussen de kinderen en hun vader volgens de staatssecretaris verbroken was voordat hij naar Nederland reisde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen, beiden met de Syrische nationaliteit, niet voldeden aan de voorwaarden voor gezinshereniging zoals vastgelegd in de Vreemdelingenwet 2000.
De rechtbank overwoog dat de eisers niet konden aantonen dat de feitelijke gezinsband met hun vader niet verbroken was. Eiseres had in 2009 een huwelijk gesloten en was in 2010 gescheiden, waarna zij bij haar ouders ging wonen vanwege haar handicap. Eiser, de andere eiser, had inconsistent verklaard over zijn economische situatie in Brazilië. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de feitelijke gezinsband verbroken was, en dat de aanvraag om een mvv terecht was afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eisers om met consistente en plausibele verklaringen te komen om aan te tonen dat de gezinsband niet verbroken is, en dat de bewijslast bij hen ligt. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de beoordeling van de gezinsband moet plaatsvinden op basis van de situatie ten tijde van de aanvraag en de omstandigheden van het vertrek van de referent uit zijn land van herkomst.