Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.de rechtspersoon naar vreemd recht HYUNDAI MOTOR COMPANY
HYUNDAI MOTOR NETHERLANDS B.V.te Sassenheim,
1.[BV I] te [plaats 1] ,
[BV II]te [plaats 2] ,
1.De procedure
- de dagvaardingen van Hyundai c.s. van 26 en 27 juli 2017 met producties 1 t/m 46;
- de incidentele conclusie houdende vordering tot overlegging en afgifte van bescheiden op grond van artikel 843a Rv van [BV I c.s.] van 8 november 2017, met producties 1 t/m 6;
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, tevens akte houdende verzoek inzage, afgifte en deponering ter griffie van stukken ex. artikel 85 Rv van [BV I c.s.] van 20 december 2017, met producties 1 t/m 3;
- het tussenvonnis van 31 januari 2018 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de brief namens [BV I c.s.] van 8 mei 2018 met productie 7;
- de brief namens [BV I c.s.] van 23 mei 2018 met productie 8;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte in het geding brengen nadere producties van Hyundai c.s. van 24 mei 2018, met producties 47 en 48;
- het proces-verbaal van comparitie van 24 mei 2018;
- de antwoordakte betreffende reconventionele vorderingen op grond van artikelen 843a en 85 Rv, tevens akte in het geding brengen nadere producties van Hyundai c.s. van 11 juli 2018, met producties 49 t/m 59;
- de antwoordakte van [BV I c.s.] van 8 augustus 2018.
2.De feiten in de hoofdzaak en het incident
1.Verkoop van Hyundai Motorvoertuigen en Hyundai Accessoires
1.Toepasselijk recht en regeling van geschillen
1.Verkoop van Hyundai Reserveonderdelen en Hyundai Accessoires
2.SALE, PURCHASE AND TRANSFER OF THE BUSINESS ASSETS
5.PRE-COMPLETION COVENANTS
7.COMPLETION
Schedule 12;
Schedule 13, which overview shall be updated pursuant to the Completion Statement;
geenreactie van u hebben
[de website]).
3.Het geschil
In de hoofdzaak in conventie
HMNL te veroordelen tot uitkering van de aan [BV I] en [BV II] verschuldigde bonus in het kader van hun aftersalesactiviteiten op basis van de erkend reparateursovereenkomst in het eerste kwartaal 2016 voor een bedrag van € 9.856,49, zulks te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 1 april 2016 tot op de dag van algehele voldoening;
- de overnameovereenkomst (APA) inclusief alle bijlagen;
- de brief waarmee HME (mede namens HMC) het importeurscontract met GNC heeft opgezegd per 1 april 2016.
4.De beoordeling
In de hoofdzaak en het incident
bis-Vo [2] nu in artikel M 1.1 van die overeenkomsten een forumkeuze voor deze rechtbank is opgenomen. De rechtbank is bevoegd om van de overige vorderingen in reconventie kennis te nemen op grond van artikel 8 lid 3 Brussel I
bis-Vo.
bis-Vo en artikel 110 Rv).
Completion Statement”, stuiten reeds af op het gegeven dat GNC geen andere rechtsverhouding kon overdragen dan die waar zij zelf partij bij was.
bestaande voorwaarden,
voor zover geldendin de periode vanaf de overgangsdatum. In elk geval geldt dat het [BV I c.s.] vanaf de brief van 30 april 2015 duidelijk moet zijn geweest dat de bestaande overeenkomsten met HMNL op 31 maart 2016 zouden eindigen. Aan uitlatingen van anderen dan GNC dan wel HMNL, zoals de door [BV I c.s.] geciteerde
zelfis gesteld noch gebleken. Zij heeft immers niet gesteld dat kan worden getwijfeld aan de authenticiteit of geldigheid van het stuk. Het voorgaande brengt mee dat op grond van artikel 85 Rv geen aanleiding bestaat om [BV I c.s.] alsnog de gelegenheid te geven zich uit te laten over de volledige APA.
L 4.5 van de dealer- en reparateurovereenkomst door middel van het gebruik van borden, vlaggen, zuilen, brochures en - kort gezegd - ander promotiemateriaal. Genoemd artikel (van de dealerovereenkomst) luidt:
25 augustus 2016, 10 november 2016, 21 november 2016 en 16 februari 2017, derhalve bij acht bezoeken. Bij [BV II] betreft het één vlag, waarbij de aanwezigheid daarvan voor de eerste maal is geconstateerd op 27 juli 2016, en vervolgens op 3 augustus 2016,
10 augustus 2016, 17 augustus 2016, 26 augustus 2016, 10 november 2016,
21 november 2016, en 16 februari 2017, derhalve bij acht bezoeken.
21 november 2016, derhalve bij twee bezoeken.
17 augustus 2013 en 25 augustus 2016, derhalve bij vijf bezoeken. Bij [BV II] is dit voor het eerst geconstateerd op 3 augustus 2016 en vervolgens op 10 augustus 2017,
17 augustus 2016, 26 augustus 2013, 10 november 2013, 21 november 2016 en 16 februari 2017, derhalve bij zeven bezoeken.
16 februari 2017, derhalve bij twee bezoeken. De door Hyundai c.s. genoemde constatering op 10 november 2016 volgt niet uit de bij het proces-verbaal van de deurwaarder (productie EP 28) gevoegde foto’s, terwijl uit het proces-vergbaal evenmin blijkt dat de deurwaarder aan het begin van de avond de showroom heeft bezocht, zoals Hyundai c.s. stelt. Deze constatering zal dan ook buiten beschouwing worden gelaten.
- Telkens is sprake van gebruik van het woordmerk HYUNDAI, waarbij het lettertype (nagenoeg) gelijk is aan dat in de onder 2.1 (onder c, dan wel onder d en e) en 2.2 afgebeelde woord/beeldmerken;
- Het gaat om gebruik van de Hyundai-merken in belettering, vlaggen en borden, voor een ieder vanaf de openbare weg zichtbaar geplaatst aan de buitenzijde van de bedrijfspanden van [BV I] en [BV II] ;
- Het woord HYUNDAI is steeds in absolute zin groot en opvallend weergegeven;
- Indien het woord HYUNDAI is gecombineerd met andere aanduidingen als “occasions”, “specialist in”, “reparatie, onderhoud, schadeherstel” of het logo van [BV I c.s.] , zijn die andere aanduidingen steeds kleiner en minder opvallend weergegeven;
- De belettering, vlaggen en borden lijken op belettering, vlaggen en borden die worden gebruikt door automerkdealers in het algemeen en Hyundai-dealers in het bijzonder. Dit betreft onder meer de hoge, smalle vlaggen met verticale letters, de borden in de band boven de showroom en de zuilen bij de ingang van het pand. Dat andere kleuren zijn toegepast dan de kleuren die Hyundai c.s. heeft gebruikt dan wel op dit moment gebruikt - zoals [BV I c.s.] heeft aangevoerd - maakt dit niet anders. Het gaat immers in elk geval om witte letters tegen een donkere achtergrond, lijkend op de donkerblauwe achtergrond die Hyundai c.s. in haar huisstijl gebruikt dan wel recent heeft gebruikt.
€ 1.500,- heeft betaald aan (de advocaat van) Hyundai c.s. en dat de kwestie daarmee was afgehandeld. In de brief van 9 november 2016 (zie hiervoor onder 2.20), waarin aanspraak is gemaakt op deze betaling (voor juridische kosten in verband met deze en een andere constatering) is echter een voorbehoud gemaakt ten aanzien van de aanspraak op dwangsommen (boetes). Reeds vanwege dit voorbehoud mocht [BV I c.s.] er niet vanuit gaan dat geen aanspraak meer zou worden gemaakt op de boete op grond van artikel L 4.5.
L 2.4, inhoudende dat partijen redelijk overleg dienen te plegen over de praktische afwikkeling van de relatie. Zij stelt dat zij geen tijd heeft gehad om een en ander te herstellen, dat Hyundai c.s. zonder voorafgaand overleg een deurwaarder heeft gestuurd en dat Hyundai c.s. niet duidelijk heeft gemaakt welk merkgebruik wel is toegestaan. Voor zover [BV I c.s.] hiermee heeft willen betogen dat Hyundai c.s. geen aanspraak kan maken op nakoming van artikel L 4.5 faalt dit. [BV I c.s.] wist vanaf 30 oktober 2015 dat Hyundai c.s. zich op het standpunt stelde dat de overeenkomsten per 31 maart 2016 zouden eindigen. Na het vonnis van de voorzieningenrechter van 3 maart 2016 heeft (de advocaat van) Hyundai c.s. [BV I c.s.] bij de hiervoor onder 2.15 en 2.16 weergegeven brieven van 29 maart 2016 en 4 april 2016 gewezen op de verplichtingen op grond van artikel L 4.5. Dit heeft zij herhaald bij de onder 2.20 weergegeven brief van 9 november 2016. Daarnaast geldt dat [BV I c.s.] niet heeft betwist de stelling van Hyundai c.s. dat haar advocaat tevens bij e-mail van 22 maart 2016 aan de advocaat van [BV I c.s.] - kort gezegd - nadere informatie heeft gegeven over wat wel en niet zou zijn toegestaan en voorgesteld een ontwerp voor een nieuwe lichtbak aan hem voor te leggen. In de processen-verbaal van de deurwaarder van 8 april 2016 is eveneens gewezen op de verplichtingen op grond van artikel L 4.5 en aangezegd dat indien geen gevolg wordt gegeven aan die bepaling, een boete zal worden verbeurd. Bezien tegen de achtergrond van het geschil tussen partijen over het al dan niet eindigen van de overeenkomsten, heeft Hyundai c.s. hiermee aan haar verplichtingen voldaan. Daarbij komt dat Hyundai c.s. geen aanspraak maakt op boetes ten aanzien van door [BV I c.s.] 14 dagen na het eindigen van de overeenkomst (nog) niet verwijderde, (deels) afgeplakte borden die in het kader van de dealerovereenkomst bij [BV I c.s.] waren geplaatst. In elk geval geldt dat het op de weg van [BV I c.s.] ligt om, indien zij na het eindigen van de overeenkomst gebruik wil blijven maken van de Hyundai-merken en door Hyundai c.s. verstrekte (promotie)artikelen, zeker te stellen dat dit gebruik in overeenstemming is met het bepaalde in artikel L 4.5 en hiertoe zelf actie te ondernemen.
nietals
niet nieuwwordt beschouwd (kenteken en kilometerstand, zie hiervoor onder 2.5), ontslaat haar niet van de verplichting om haar stelling dat
welsprake is van een nieuwe auto, voldoende te onderbouwen. Dat geldt ook voor de stelling van Hyundai c.s. dat een voertuig eerst als niet nieuw is aan te merken als sprake is van economische minderwaarde vanwege achteruitgang door gebruik en/of slijtage. De omstandigheid dat de auto’s recent gekentekend waren is, zonder nadere informatie over deze auto’s, onvoldoende voor de conclusie dat deze nieuw waren, temeer nu [BV I c.s.] ten aanzien van deze auto’s heeft gesteld dat ze werden gebruikt voor verhuur. Dat auto’s geen kenteken hadden en door [BV I c.s.] als “bijna nieuw” werden aangeboden, is mede gelet op de stelling van [BV I c.s.] dat het uit het buitenland geïmporteerde gebruikte auto’s betrof, evenmin voldoende. Ten aanzien van de advertenties voor auto’s met lage kilometerstanden waar Hyundai c.s. nog op heeft gewezen, heeft [BV I c.s.] aangevoerd dat dit auto’s betrof die zij reeds voor 31 maart 2016 op voorraad had. Deze advertenties kunnen dan ook niet bijdragen aan de stelling van Hyundai c.s. dat [BV I c.s.] (andere) nieuwe auto’s aanbood. Ten aanzien van de overige door [BV I c.s.] aangeboden auto’s kan derhalve niet worden vastgesteld dat sprake is van overtreding van artikel L 4.7 en L 4.5 dan wel van het onrechtmatig profiteren van wanprestatie.
€ 60.000,- ter zake verschuldigde boetes. Zoals ook is gevorderd, kan deze veroordeling alleen ten gunste van HMNL worden toegewezen, omdat HMC geen partij is bij de dealer- en reparateurovereenkomst. De wettelijke rente zal als onbestreden worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
€ 26.250,- [19] aan advocaatkosten als redelijke en evenredige kosten worden toegewezen. Daarnaast zal een bedrag aan advocatenkosten voor het deel van de zaak dat geen betrekking heeft op intellectuele eigendomsrechten van (25% van 2 punten x het toepasselijke liquidatietarief IV van € 2.402,-) € 1.201,- worden toegewezen. De kosten van deurwaarders die, voor zover gespecificeerd, (exclusief BTW) € 5.274,01 bedragen, zullen als onbetwist en aan te merken als redelijke en evenredige andere kosten in de zin van artikel 1019h Rv worden toegewezen. Vermeerderd met de kosten van de dagvaardingen groot (80,42 + 80,42) € 160,84 en griffierechten ad € 3.894,-, zal in totaal een bedrag van (26.250,- + 1.201,- + 5.274,01, + 160,84 + 3.894,-) € 36.779,85 worden toegewezen. De nakosten zullen worden begroot op € 131,- zonder betekening, te vermeerderen met € 68,- in geval van betekening, met dien verstande dat de kosten van betekening slechts verschuldigd zijn indien [BV I c.s.] niet binnen veertien dagen na aanschrijving van het vonnis heeft voldaan. De gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar als in het dictum vermeld.
5.De beslissing
27 juli 2017 tot aan de dag van voldoening;
Hyundai c.s. begroot op € 36.779,85 aan tot op heden gemaakte proceskosten en op € 131,- dan wel - indien betekening plaatsvindt en Hyundai c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving van het vonnis heeft voldaan - € 199,- aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze bedragen met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;