Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.Bewijsoverwegingen
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van [naam] , materiedeskundige wapens, munitie en explosieven, 2018267159, van de politie Eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Specialistische Ondersteuning, Team Forensische Opsporing, d.d. 3 oktober 2018 (p. 30-33).
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
nietom gaat of de verdachte vrijwillig is teruggetreden vóórdat sprake is geweest van strafbare voorbereidingshandelingen. Van belang is of de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat sprake is geweest van een voltooid misdrijf (in casu het gronddelict zware mishandeling). Ook nádat de verdachte op 2 oktober 2018 via de baas van [slachtoffer] had vernomen dat [slachtoffer] met vakantie was, had de verdachte het gronddelict, de zware mishandeling, nog steeds (op een later moment) kunnen voltooien. Hij heeft zich echter bedacht. Dat de omstandigheid dat [slachtoffer] op vakantie bleek te zijn moet worden aangemerkt als een van buiten komende factor die
medevan invloed kan zijn geweest op het niet voltooien van het misdrijf staat aan het aannemen van vrijwillige terugtred door de verdachte niet in de weg (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2016, ECLI:NL:HR:2006:AZ2169). Het niet voltooien van het misdrijf is immers gelegen in de wil van de verdachte, te weten dat hij daarna heeft nagedacht over zijn handelen, en zich heeft beseft dat waarmee hij bezig was niet goed was. Hij heeft blijk gegeven van zijn wil om af te zien van zijn plan, door zich vrijwillig van het wapen te ontdoen en zich vervolgens bij de politie te melden. De verdachte is aldus aantoonbaar tot inkeer gekomen. Hierdoor is het gronddelict niet verwezenlijkt. Het beroep op vrijwillige terugtred wordt daarom gehonoreerd. Dit betekent dat het bewezen verklaarde feit niet kan worden gekwalificeerd en dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.De strafoplegging
7.Het inbeslaggenomen goed
8.De toepasselijke wetsartikelen
9.De beslissing
123 (honderddrieëntwintig) DAGEN;
30 (dertig) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde: