ECLI:NL:RBDHA:2019:948
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J. Sleeswijk Visser
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht naar Italië onder de Dublinverordening met betrekking tot minderjarigheid en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritrese nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij stelt dat hij minderjarig is en dat er geen zorgvuldige leeftijdsregistratie in Italië heeft plaatsgevonden. Tijdens de zitting op 8 november 2018 is het onderzoek geschorst om documenten te laten onderzoeken door Bureau Documenten. De rechtbank heeft op 30 januari 2019 het onderzoek gesloten, omdat geen van de partijen een nadere zitting wenste.
De rechtbank overweegt dat eiser, geboren in 1994, geregistreerd staat als meerderjarig in Italië. Eiser heeft documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij minderjarig is, maar deze zijn door Bureau Documenten als vals bevonden. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft aangenomen dat eiser meerderjarig is, en dat de stelling dat minderjarigen uit Eritrea geen identificerende documenten hebben, niet op eiser van toepassing is. De rechtbank oordeelt verder dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing blijft, ondanks de zorgen over de opvang in Italië, en dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn bezwaren tegen de overdracht naar Italië naar voren te brengen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.