ECLI:NL:RBDHA:2020:10840

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
NL19.21797 en NL19.21804
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van kwetsbare vreemdelingen en de toepassing van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een kwetsbaar gezin, bestaande uit twee minderjarige dochters en hun ouders, die niet in behandeling zijn genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van 16 september 2019 beoordeeld, waarin verweerder stelde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvragen op basis van de Dublinverordening. Eisers hebben beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 24 januari 2020 werd toegewezen, waardoor overdracht aan Italië werd opgeschort totdat op hun beroepen was beslist.

De rechtbank heeft overwogen dat de asielaanvragen van eisers niet in behandeling zijn genomen omdat Italië als verantwoordelijke lidstaat wordt aangemerkt. De rechtbank heeft daarbij het interstatelijk vertrouwensbeginsel in acht genomen, ondanks de zorgen van eisers over de opvangomstandigheden in Italië en hun kwetsbare situatie als slachtoffers van mensenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten hebben bevestigd dat zij in staat zijn om de eenheid van het gezin te waarborgen en dat er adequate opvangvoorzieningen zijn voor kwetsbare personen.

Eisers hebben niet kunnen aantonen dat de situatie in Italië zodanig is dat zij niet veilig kunnen worden overgedragen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de omstandigheden van eisers niet zo bijzonder zijn dat verweerder de asielaanvraag in behandeling had moeten nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De beroepen zijn ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer op 16 oktober 2020.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.21797 en NL19.21804
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser] en [eiseres] , eisers
V-nummers: [V-nummer] en [V-nummer]
Mede ten behoeve van hun minderjarige dochters
[minderjarige 1](V-nummer: [V-nummer] ) en
[minderjarige 2](V-nummer: [V-nummer] )
(gemachtigde: mr. H.J.M. Nijholt), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

In de besluiten van 16 september 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Verder hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
In de uitspraak van 24 januari 20201 heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en bepaald dat eisers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat op hun beroepen is beslist. De beroepsprocedures zijn tot nader orde aangehouden.
Op 8 april 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) twee uitspraken gedaan2 die van belang zijn voor deze beroepsprocedures.
Op 18 mei 2020 hebben partijen gereageerd op de twee uitspraken van de ABRvS en wat dit betekent voor de beroepsprocedures.
De zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2020. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen K. Okorie. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. NL19.21798 en NL19.21805, niet gepubliceerd.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eisers niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eisers daar eerder een asielaanvraag hebben ingediend.
2. Om te voorkomen dat eisers zouden worden overgedragen aan Italië, hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om te bepalen dat dit niet mocht zo lang er nog geen uitspraak was gedaan in de beroepsprocedures. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek op 24 januari 2020 toegewezen. Daaraan is onder meer ten grondslag gelegd dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) een aantal interim measures heeft getroffen in zaken waarbij sprake is van bijzonder kwetsbare vreemdelingen. De vraag is of de bijzonder kwetsbare vreemdelingen op grond van de Dublinverordening zonder individuele garanties aan Italië kunnen worden overgedragen. Omdat eisers ook als bijzondere kwetsbaar moeten worden aangemerkt, is de gevraagde voorlopige voorzieningen getroffen. De beroepsprocedures zijn toen aangehouden.
3. Vervolgens heeft de ABRvS in de uitspraken van 8 april 2020 geoordeeld dat de oplegging van de interim measures door het EHRM niet betekent dat de vreemdeling in Italië geen adequate opvang zal krijgen en dat de vreemdeling bij overdracht aan Italië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest. De ABRvS overweegt dat het EHRM niet heeft toegelicht waarom het deze interim measures heeft opgelegd. Daar kan dus niet zonder meer uit worden afgeleid of deze betekenis heeft voor andere vreemdelingen en, zo ja, welke betekenis dit zou kunnen zijn. Dit oordeel heeft de ABRvS herhaald in de uitspraken van 5 augustus 20203. De rechtbank ziet in deze uitspraken van de ABRvS aanleiding om de beroepsprocedures niet langer aan te houden. De rechtbank hecht in dit verband ook belang aan de antwoorden van de Italiaanse autoriteiten op vragen van het EHRM4. In deze antwoorden hebben de Italiaanse autoriteiten namelijk onder meer aangegeven dat de eenheid van het gezin zal worden gewaarborgd, dat de toegang tot de essentiële diensten in de opvangcentra is gewaarborgd en dat er bijzondere opvangvoorzieningen zijn voor kwetsbare personen, waaronder alleenstaande ouders en mensen die lijden aan ernstige lichamelijke of geestelijke aandoeningen.
4. Eisers voeren aan dat zij niet kunnen terugkeren naar Italië, omdat ten aanzien van Italië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De voorzieningen in Italië voor Dublinclaimanten en asielzoekers zijn slecht. Zo is de toegang tot de gezondheidszorg en rechtsbijstand niet in orde. Ook is de opvang niet in orde en niet Corona-proof. Daar merken eisers bij op dat zij bijzonder kwetsbaar zijn. Niet alleen vanwege de samenstelling van het gezin, maar ook omdat zij slachtoffer zijn van mensenhandel. Volgens eisers kunnen de Italiaanse autoriteiten hier niet goed mee omgaan. Verder merken zij op dat zij voor hun psychische klachten medische zorg nodig hebben. Ter onderbouwing van hun stellingen verwijzen eisers naar openbare informatie waaronder een
4 In de zaak F.O. tegen Nederland, van 16 september 2019, no. 48125/19 (gepubliceerd op Vluchtweb).
artikel van InfoMigrants van 11 maart 2020, naar uitspraken5 en de getroffen interim measures.
5. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verwijst daarbij naar de hiervoor genoemde uitspraken van de ABRvS. De ABRvS heeft dit recent nog weer bevestigd6. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat dit in hun geval niet kan. Eisers zijn hier niet in geslaagd.
6. Allereerst stelt de rechtbank vast dat de door eisers aangehaalde openbare informatie over Italië dateert van 2019 en daarvoor. De ABRvS heeft in 2020 al meerdere keren geoordeeld dat verweerder, ondanks de moeilijke situatie voor Dublinclaimanten in Italië, mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarbij heeft de ABRvS informatie betrokken die van gelijke strekking is als de door eisers aangehaalde informatie. Dit geldt ook voor de informatie die is aangedragen in het kader van bescherming tegen de mensenhandelaren. Het ligt op de weg van eisers om de Italiaanse autoriteiten om bescherming te vragen. Niet is gebleken dat de Italiaanse autoriteiten dit niet willen of kunnen. Daar komt bij dat uit de informatie met name blijkt dat slachtoffers niet of niet tijdig worden geïdentificeerd als slachtoffer van mensenhandel. In het geval van eisers is hiervan geen sprake nu bij de overdracht bekend zal zijn dat zij hiervan in Nederland aangifte hebben gedaan, als zij hier toestemming voor geven. Verder biedt het artikel van InfoMigrants geen aanleiding voor de conclusie dat eisers niet kunnen worden overgedragen. Dit artikel dateert van de tijd dat het Corona-virus in Italië op zijn hevigst was. In heel Europa rukt op dit moment het Corona-virus weer op, net zoals in Nederland. Het is niet gebleken dat de uitbraak van het Corona-virus in Italië zo nijpend is (en anders dan in Nederland) dat eisers niet kunnen worden overgedragen aan Italië. Mocht dit wel het geval zijn (of worden), is het zo dat de ABRvS heeft geoordeeld dat de uitbraak van het Corona-virus een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel is7. Het maakt de vaststelling van Italië als verantwoordelijke lidstaat -waar deze procedure om draait- niet onrechtmatig en staat er niet aan in de weg dat, als dat beletsel is opgeheven, eisers in beginsel alsnog kunnen worden overgedragen.
7. Verder is het zo dat de ABRvS in de uitspraken van 8 april 2020 heeft overwogen dat ook in het geval van bijzonder kwetsbare personen het niet aannemelijk is dat sprake is van zo’n structurele verslechtering in de opvangomstandigheden dat Dublinclaimanten in Italië een reëel risico lopen op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM. De ABRvS verwijst daarbij allereerst naar de in de circular letter van 8 januari 2019 opgenomen garanties, maar betrekt in haar oordeel ook de antwoorden van de Italiaanse autoriteiten op de vragen van het EHRM in de zaak F.O. tegen Nederland. De Italiaanse autoriteiten hebben in de antwoorden bevestigd dat alle onder de Dublinverordening aan hen overgedragen families met minderjarige kinderen opvang hebben gekregen in het door hen beschreven systeem. Verweerder mag er dus ook in het geval van eisers, als gezin met twee jonge kinderen, vanuit gaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen na zal komen en voor
5 De uitspraken van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats 's Hertogenbosch van 29 april 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:3880), van 4 mei 2020 (NL20.8146 en NL20.8149, niet
gepubliceerd) en van de zittingsplaats Middelburg van 7 mei 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:4661).
6 Zie de uitspraak van 2 september 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2128).
7 Zie de uitspraak van 8 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1032).
passende zorg en opvang zal zorgen. Verweerder hoeft dan ook niet om aanvullende individuele garanties te vragen voor eisers en hun kinderen.
8. Ook de omstandigheid dat het EHRM verschillende interim measures heeft getroffen in zaken van kwetsbare asielzoekers maakt niet dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan. Zoals hiervoor al is overwogen, kan uit de getroffen interim measures niet zonder meer worden afgeleid dat in Italië sprake is van structurele tekortkomingen. Ook niet voor kwetsbare personen. Over de door eisers aangehaalde uitspraken van de voorzieningenrechter van deze rechtbank overweegt de rechtbank dat deze uitspraken niet bindend zijn en dus ook niet tot een ander oordeel leiden.
9. Verder heeft verweerder in de gestelde medische situatie van eisers geen aanleiding hoeven zien om het asielverzoek aan zich te trekken. Eisers hebben namelijk niet met objectieve gegevens onderbouwd dat de gezondheidstoestand van eisers dusdanig ernstig is dat overdracht naar Italië aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang in hun gezondheidstoestand tot gevolg zal hebben. Eisers hebben een stuk van de huisarts van eiser overgelegd waaruit volgt dat hij slaapproblematiek heeft en sprake is van alcoholmisbruik, waarbij als diagnose mogelijk PTSS is genoemd. Verder blijkt uit de verklaring van de huisarts dat eiser gesprekken heeft met een psycholoog. Niet is aannemelijk gemaakt dat eiser in Italië niet voor deze klachten kan worden geholpen. Verder is het zo dat verweerder de Italiaanse autoriteiten zal informeren over de medische omstandigheden, zodat eisers ervan uit kunnen gaan dat in hun behoefte aan medische zorg zal worden voorzien. Verweerder mag er van uitgaan dat in Italië sprake is van vergelijkbare medische voorzieningen. Niet is gebleken dat Nederland de meest aangewezen lidstaat is om eisers te behandelen. Voor zover medische zorg aan eisers wordt onthouden, moeten zij zich daarover beklagen bij de Italiaanse autoriteiten.
10. Verweerder heeft in de omstandigheden van eisers geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag in behandeling te nemen. De omstandigheden die eisers hebben aangevoerd zijn niet zo bijzonder en individueel dat verweerder een uitzondering had moeten maken. Daarbij benadrukt de rechtbank nogmaals dat verweerder erop mag vertrouwen dat Italië voldoende zorg en opvang zal bieden aan eisers. De rechtbank volgt verweerder dan ook dat deze omstandigheden niet zodanig zijn dat overdracht van onevenredige hardheid zou getuigen.
11. De beroepen zijn ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 oktober 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.