Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[minderjarige 1](V-nummer: [V-nummer] ) en
[minderjarige 2](V-nummer: [V-nummer] )
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een kwetsbaar gezin, bestaande uit twee minderjarige dochters en hun ouders, die niet in behandeling zijn genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van 16 september 2019 beoordeeld, waarin verweerder stelde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvragen op basis van de Dublinverordening. Eisers hebben beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 24 januari 2020 werd toegewezen, waardoor overdracht aan Italië werd opgeschort totdat op hun beroepen was beslist.
De rechtbank heeft overwogen dat de asielaanvragen van eisers niet in behandeling zijn genomen omdat Italië als verantwoordelijke lidstaat wordt aangemerkt. De rechtbank heeft daarbij het interstatelijk vertrouwensbeginsel in acht genomen, ondanks de zorgen van eisers over de opvangomstandigheden in Italië en hun kwetsbare situatie als slachtoffers van mensenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten hebben bevestigd dat zij in staat zijn om de eenheid van het gezin te waarborgen en dat er adequate opvangvoorzieningen zijn voor kwetsbare personen.
Eisers hebben niet kunnen aantonen dat de situatie in Italië zodanig is dat zij niet veilig kunnen worden overgedragen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de omstandigheden van eisers niet zo bijzonder zijn dat verweerder de asielaanvraag in behandeling had moeten nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De beroepen zijn ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer op 16 oktober 2020.