ECLI:NL:RBDHA:2020:14653
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder de Dublinverordening; beoordeling van kwetsbaarheid en mensenhandel
In deze zaak hebben eisers, een gezin met een minderjarig kind, beroep ingesteld tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling heeft genomen. De reden hiervoor was dat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielaanvraag, aangezien zij daar eerder een aanvraag hebben ingediend. Eisers hebben verzocht om een voorlopige voorziening, die op 16 oktober 2019 werd toegewezen, waardoor hun overdracht aan Italië werd opgeschort totdat op hun beroepen was beslist.
De rechtbank heeft op 19 november 2020 geoordeeld dat de asielaanvraag van eisers niet in behandeling genomen hoeft te worden, omdat er geen bewijs is dat Italië niet in staat is om adequate opvang te bieden aan kwetsbare vreemdelingen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eisers hebben aangevoerd dat zij kwetsbare personen zijn en dat eiseres slachtoffer is van mensenhandel, maar de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om een uitzondering te maken op de Dublinverordening.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de rapporten die door eisers zijn overgelegd niet aantonen dat er systematische gebreken zijn in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem. Bovendien is er geen bewijs dat de coronacrisis de opvang in Italië zodanig heeft beïnvloed dat eisers niet kunnen worden overgedragen. De rechtbank heeft het verzoek van eisers om verdere aanhouding van de beroepszaken afgewezen en de beroepen ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is bekendgemaakt op 19 november 2020.