ECLI:NL:RBDHA:2020:14655
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een alleenstaande moeder, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 28 januari 2020 werd toegewezen, waardoor haar overdracht aan Italië werd opgeschort totdat op haar beroep was beslist.
De rechtbank heeft overwogen dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in eerdere uitspraken had geoordeeld dat de interim measures van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) niet automatisch betekenen dat Italië geen adequate opvang kan bieden. Eiseres voerde aan dat zij als kwetsbare vreemdeling niet zonder individuele garanties aan Italië kon worden overgedragen, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres is er niet in geslaagd aan te tonen dat haar situatie uitzonderlijk was en dat er sprake was van systematische gebreken in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem.
De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van eiseres niet zodanig bijzonder waren dat verweerder de asielaanvraag in behandeling had moeten nemen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de overdracht aan Italië niet in strijd was met de Europese mensenrechten. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.