Uitspraak
[eiseres], eisers
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2020 uitspraak gedaan in de asielprocedures van eisers, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. Eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft eerder bepaald dat eisers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat op hun beroepen is beslist, omdat zij als bijzonder kwetsbare vreemdelingen worden aangemerkt.
De rechtbank heeft in deze uitspraak de verzoeken van eisers om verdere aanhouding van hun beroepszaken afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er sinds de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die rechtvaardigen dat de zaken weer voortgezet worden. De rechtbank heeft overwogen dat de ABRvS in eerdere uitspraken heeft geoordeeld dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt en dat er geen structurele verslechtering van de opvangomstandigheden is die een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM met zich meebrengt.
Eisers hebben niet aangetoond dat de zorg en opvang in Italië niet adequaat zijn, ook niet in het licht van de coronamaatregelen. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden van eisers niet zo bijzonder zijn dat de Staatssecretaris een uitzondering had moeten maken op de Dublinverordening. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.