ECLI:NL:RBDHA:2020:14863
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een ongeval tijdens een politie-ervaring dag als dienstongeval
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiser) en de korpschef van politie (verweerder) over de kwalificatie van een ongeval als dienstongeval. Eiser had op 30 oktober 2018 deelgenomen aan een politie-ervaring dag, waar hij tijdens een oefening met een motor ten val kwam en letsel opliep. Verweerder had in een eerder besluit vastgesteld dat het ongeval niet als dienstongeval kon worden aangemerkt, wat eiser betwistte. Eiser stelde dat het ongeval plaatsvond tijdens diensttijd en dat hij toestemming had van zijn teamchef om deel te nemen aan de activiteiten. Hij voerde aan dat soortgelijke ongevallen in vergelijkbare situaties wel als dienstongeval werden erkend.
De rechtbank overwoog dat voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een dienstongeval, eerst moet worden vastgesteld of eiser voldoende procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank volgde de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep en concludeerde dat eiser geen actueel procesbelang had, omdat de medische kosten al door verweerder waren vergoed en er geen andere schade was aangetoond. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk, omdat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep nodig was. De uitspraak werd gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal later alsnog worden gepubliceerd.