3.2.2.[eiser] stelt verder dat de Staat inbreuk heeft gemaakt op het subjectief recht van vrijheid van [eiser] en daarmee onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Het gaat hierbij om de volgende keten van gedragingen:
a) Onvolledig onderzoek naar aanleiding van de derde asielaanvraag, waarbij [eiser] de Iraanse dagvaarding had overgelegd. Ten onrechte is dat niet als novum aangemerkt, althans zijn daaraan geen gevolgen van betekenis toegekend voor de beoordeling van die aanvraag. De eerste onrechtmatigheid is daarom gelegen in de beschikking van 17 januari 2005 op het derde asielverzoek;
b) De onjuiste en onzorgvuldige beslissing van 15 juli 2005, waarbij geen enkele aandacht wordt besteed aan het KMar-onderzoek, waaruit was gebleken dat de dagvaarding en enkele andere documenten mogelijk toch echt zijn;
c) Het niet willen luisteren door de Vreemdelingenpolitie naar [eiser] toen hij aangaf dat hij een afspraak had met de IND voor het indienen van een vijfde asielverzoek en het negeren van de afsprakenbrief van de IND;
d) De afwijzende beslissing van 1 februari 2006 op het vijfde asielverzoek van [eiser] terwijl hij in bewaring zat;
e) Het door de Staat na het intrekken van die beslissing op 10 mei 2006 wachten tot 23 oktober 2007 om een nieuwe beoordeling te maken op het asielverzoek. De wettelijke beslistermijn is daarbij ruim overschreden;
f) Het in dat nieuwe voornemen opnieuw geen aandacht besteden aan het KMar-onderzoek van 11 juli 2005;
g) De duur van de procedure daarna, waarbij het tot 4 maart 2008 duurt voordat [eiser] eindelijk zijn verblijfsvergunning ontvangt, en nog tot 19 februari 2009 voordat aan die vergunning de ingangsdatum van 22 december 2005 wordt toegekend, waarmee [eiser] impliciete erkenning heeft gekregen dat zijn bewaring op onjuiste gronden heeft plaatsgevonden.
Op al deze punten valt de Staat volgens [eiser] een of meer verwijten te maken. Het is daarom niet alleen zo dat zijn detentie evident onrechtmatig was, maar ook dat de Staat onzorgvuldig heeft gehandeld en te weinig heeft gedaan om te voorkomen dat schade zou ontstaan. De te vergoeden schade bestaat (in hoofdsom) uit de volgende posten:
i. i) € 23.200 wegens onrechtmatige vreemdelingenbewaring. Zijn bewaring is van aanvang af onrechtmatig geweest omdat, als de Staat al op 15 juli 2005 een verblijfsvergunning zou hebben verleend, waartoe voldoende grond was, [eiser] niet in bewaring zou zijn genomen;
ii) € 6.000 wegens de overschrijding van de redelijke termijn voor de asielprocedure.
Om proceseconomische redenen beperkt [eiser] zijn vordering tot € 25.000.