Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder
Procesverloop
€ 2.529,69 van eiseres teruggevorderd.
Overwegingen
5 oktober 2018 alsnog te verstrekken. Op 5 oktober 2018 heeft eiseres een verklaring van [B] , bankafschriften over de periode van 1 mei 2018 tot en met 3 september 2018 en een toelichting op de in- en uitgaven over deze periode verstrekt.
11 september 2018 herzien, omdat eiseres in deze periode bijschrijvingen en contante stortingen van derden op haar bankrekening heeft ontvangen en derhalve geen recht had op bijstand, aldus verweerder.
12 november 2018 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande aan eiseres toegekend.
3 januari 2019 is aan eiseres een bijstandsuitkering met ingang van 12 november 2018 verstrekt. Volgens verweerder dient als gevolg van de herroeping van primair besluit I alsnog bijstand aan eiseres verstrekt te worden over de periode van 12 september 2018 tot 12 november 2018.
1 februari 2018 tot en met 11 september 2018, zijnde de periode waarover het recht op bijstand van eiseres wordt herzien.
€ 1.050,- (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gericht tegen bestreden besluit II gegrond;
- vernietigt bestreden besluit II;
- herroept primair besluit III;
- stelt het terugvorderingsbedrag vast op € 1.711,-;
- stelt de bestuurlijke boete vast op € 420,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit II;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050.-.
de rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen