In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, gaat het om een beroep dat eisers hebben ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, echtgenoten met een V-nummer, hebben beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft eerder bepaald dat verweerder binnen twee weken opnieuw moest beslissen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig werd geacht. De rechtbank stelt vast dat verweerder te laat is met het beslissen op de aanvragen van eisers en oordeelt dat de beroepen gegrond zijn.
De rechtbank verwijst naar de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en stelt dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkenen in beroep kunnen gaan, mits zij eerst een ingebrekestelling hebben gestuurd. In dit geval is er sprake van samenhang tussen de aanvragen van eisers, waardoor de rechtbank oordeelt dat er in feite van één aanvraag moet worden gesproken. De rechtbank legt verweerder een beslistermijn van zestien weken op, met een dwangsom van € 200,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-. Daarnaast krijgen eisers een vergoeding van € 262,50 voor proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra op 23 juli 2020.