ECLI:NL:RBDHA:2021:11134

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.10038
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Duurzame relatie en procedurele waarborgen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritreese nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aanvroeg. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat verweerder ten onrechte de Italiaanse autoriteiten niet heeft geïnformeerd over de aanwezigheid van zijn partner in Nederland en dat hij een duurzame relatie heeft die al in het land van herkomst bestond. Eiser stelt dat hij psychische klachten heeft door traumatische ervaringen en dat hij onvoldoende steun heeft gekregen tijdens het gehoor. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 augustus 2021, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van een duurzame relatie met zijn partner. De overgelegde bewijsstukken, zoals verklaringen en foto's, zijn onvoldoende om deze relatie te onderbouwen. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met de informatieplicht, omdat er geen duurzame relatie is aangetoond. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder geen bijzondere procedurele waarborgen behoeft te bieden, omdat eiser in eerdere gesprekken heeft aangegeven dat het goed met hem gaat en hij in staat is om het gehoor te voeren. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag van eiser niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling hoeft te worden genomen, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn aangetoond. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.10038

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. K.S. Kort),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.10039, op 12 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Solomon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1998 en de Eritrese nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. Volgens hem is Italië verantwoordelijk voor de behandeling daarvan [1] . Nederland heeft daarom bij Italië een verzoek om overname gedaan. Italië heeft dit verzoek aanvaard.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de Italiaanse autoriteiten niet heeft geïnformeerd over de aanwezigheid van zijn partner in Nederland. Eiser verwijst daarbij naar twee uitspraken van deze rechtbank [2] en het arrest Ghezelbash van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) [3] . Eiser heeft een duurzame relatie, die al bestond in het land van herkomst. Eiser heeft deze relatie ook voldoende aangetoond. Subsidiair dient de relatie van eiser een rol te spelen in de beoordeling of verweerder op grond van artikel 17 van de Dublinverordening het asielverzoek naar zich toe had moeten trekken. Eiser krijgt veel steun van zijn partner bij het verwerken van zijn trauma’s. Verder is ten onrechte geen passende steun aan eiser geboden tijdens zijn gehoor. Hij heeft psychische klachten door traumatische ervaringen. Hij is onvoldoende in de gelegenheid gesteld om zijn kwetsbaarheid aan te tonen tijdens het gehoor. Verweerder had tijdens het gehoor alert moeten zijn op signalen van kwetsbaarheid en de noodzaak van extra steun tijdens het gehoor. Daarnaast doet eiser vanwege zijn psychische gezondheidstoestand een beroep op het arrest C.K. van het HvJEU [4] . Verweerder is ten onrechte voorbij gegaan aan de gezondheidssituatie van eiser in relatie tot de voorgenomen overdracht aan Italië. Verweerder dient op grond van de werkinstructie (WI) 2021/3 bij het beroep op het arrest C.K. het BMA [5] om een advies te vragen. Tot slot zal eiser bij overdracht aan Italië in een staat van materiele deprivatie komen. Hij wijst daarbij op informatie van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN), het AIDA rapport update van 2020 en een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle van 26 mei 2021 [6] .
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Duurzame relatie
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aangetoond dat hij een duurzame relatie heeft met mevrouw [A] . De verklaring van mevrouw [A] en de foto’s van eiser en mevrouw [A] zijn onvoldoende om te spreken van een duurzame relatie. Eiser heeft daarmee niet aangetoond dat zij al in het land van herkomst een relatie hadden. [7] De enkele verklaring van meneer [B] leidt niet tot een ander oordeel, nu dit geen objectief bewijsstuk is. Ook met de overgelegde vliegtickets van mevrouw [A] heeft eiser niet aangetoond dat sprake is van een duurzame relatie. De vliegtickets tonen slechts aan dat mevrouw [A] tickets naar Addis Abeba heeft geboekt. Ter zitting heeft eiser een beroep gedaan op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 9 januari 2020 [8] . In die uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat ook als de gezinsband niet met officiële documenten is komen vast te staan, er wel sprake kan zijn van een gezinsband. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de voornoemde zaak niet vergelijkbaar is met deze zaak. Het is door verweerder niet aan eiser tegengeworpen dat hij geen officiële documenten heeft overgelegd, maar dat hij de gestelde duurzame relatie onvoldoende heeft onderbouwd.
Informatieplicht verweerder
5. Op grond van de Dublinverordening is een lidstaat gehouden om elk beschikbaar bewijs van de aanwezigheid op het grondgebied van een lidstaat van gezinsleden, familieleden of andere familierelaties van de verzoeker in aanmerking te nemen. Verweerder dient bij een overnameverzoek de andere lidstaat daarover te informeren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze informatieplicht niet geschonden, nu niet is aangetoond dat er sprake is van een duurzame relatie, en dus een gezinsrelatie, tussen eiser en mevrouw [A] .
Bijzondere procedurele waarborgen
6. De rechtbank stelt voorop dat verweerder, nadat een asielaanvraag is gedaan, moet nagaan of een vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen voor het onderzoek naar die aanvraag behoeft. Dit vereist een actieve houding van verweerder. Dit volgt uit artikel 3.108b van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en uit Werkinstructie (WI) 2021/9. In de bijlage bij WI 2021/9 is een lijst met indicatoren/bijzonderheden (niet-limitatief) in het kader van kwetsbaarheid opgenomen. Indicatoren voor psychische kwetsbaarheid zijn onder meer verward, vermoeid, gespannen, nerveus, angstig, agressief, zwijgzaam, suïcidaal, getraumatiseerd en depressief gedrag. Wanneer er sprake is van een van de indicatoren, is het mogelijk dat de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft.
6.1.
Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte niet, dan wel onzorgvuldig, heeft beoordeeld of hij procedurele waarborgen nodig zou hebben. In het licht van de indicatoren van WI 2021/9 had verweerder alert moeten zijn op de kwetsbaarheid van eiser. De gehoorambtenaar had hem in de gelegenheid moeten stellen om de gevolgen van zijn ervaringen in Libië voor zijn psychische en lichamelijke gezondheid te vertellen. Verweerder is van oordeel dat eiser geen bijzondere procedurele waarborgen behoeft. De indicatoren vormen slechts een leidraad bij de beoordeling of een vreemdeling procedurele waarborgen behoeft. Eiser heeft in het gehoor bij de Vreemdelingenpolitie verklaard dat het beter met hem gaat en in het aanmeldgehoor heeft hij verklaard in staat te zijn om het gehoor te voeren.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen gesteld dat eiser geen bijzondere procedurele waarborgen behoeft. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser in het gehoor bij de Vreemdelingenpolitie heeft verklaard dat het goed met hem gaat en dat hij is opgeknapt sinds zijn aankomst in Nederland. Verder blijkt uit het verslag van aanmeldgehoor evenmin dat eiser kwetsbaar is. Op de vraag hoe het met hem gaat heeft eiser geantwoord dat het goed gaat. [9] De vraag of hij zich lichamelijk en geestelijk in staat voelt om het gehoor te voeren heeft eiser bevestigend geantwoord. [10] Verder heeft de gehoormedewerker tegen eiser gezegd dat hij het moet aangeven als hij pauze nodig heeft. Uit het verslag van het aanmeldgehoor blijkt verder niet dat eiser niet in staat was om antwoord op de vragen te geven en zijn verhaal naar voren te brengen. In de aanmeldfase is dan ook niet gebleken van evidente kwetsbaarheden bij eiser. Dat eiser niet in de gelegenheid is gesteld om over zijn ervaringen in Libië te verklaren en de gevolgen daarvan op zijn gezondheid, volgt de rechtbank niet. Verder is hij in het aanmeldgehoor bevraagd over zijn bezwaren tegen de overdracht aan Italië. [11] Ook is hem gevraagd of er een bijzondere reden is dat hij in Nederland asiel aanvraagt en of hij nog iets wil toevoegen aan zijn verhaal. [12] Daarmee is eiser voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn gezondheidssituatie naar voren te brengen.
6.3.
Voorts heeft verweerder geen medisch onderzoek hoeven aan te bieden. Artikel 3.109, vijfde lid, van het Vb bepaalt dat de vreemdeling die een asielaanvraag heeft ingediend een medisch onderzoek wordt aangeboden. Uit artikel 3.109c van het Vb volgt echter dat wanneer een asielaanvraag mogelijk niet in behandeling wordt genomen omdat een andere lidstaat daarvoor verantwoordelijk is, artikel 3.109 van het Vb niet van toepassing is.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
7. De rechtbank overweegt dat verweerder in Dublinzaken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Dat betekent dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. De Afdeling heeft geoordeeld dat verweerder ook ten aanzien van Italië nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. [13]
7.1.
Met de overgelegde informatie heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit de overgelegde mailwisseling volgt niet dat er geen plekken in de opvang voor Dublin-terugkeerders beschikbaar zijn. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat in zijn concrete geval geen opvang en/of andere voorzieningen beschikbaar zouden zijn. De verwijzing naar het AIDA rapport van 27 mei 2020 is ook onvoldoende om niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. De Afdeling heeft dat rapport al bij de uitspraak van 15 oktober 2020 betrokken en geconcludeerd dat ten aanzien van Italië nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank is verder van oordeel dat ook uit de door eiser overgelegde passages uit het meest recente AIDA rapport niet blijkt dat sprake is van wezenlijke veranderingen en dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Indien eiser van mening is dat Italië zijn verdragsverplichtingen schendt, dient hij hierover te klagen bij de betreffende (hogere) Italiaanse autoriteiten. Dat eiser eerder zonder succes heeft geklaagd bij de Italiaanse autoriteiten maakt dat niet anders, nu niet is gebleken dat zij eiser niet opnieuw willen helpen.
Arrest C.K.
8. Eiser doet een beroep op het arrest C.K. en betoogt dat verweerder daarom op grond van WI 2021/3 het BMA om een advies had moeten vragen.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder geen advies aan het BMA hoeven vragen. Uit paragraaf 5, eerste alinea van WI 2021/3 volgt dat een BMA-onderzoek pas wordt opgestart wanneer er een beroep wordt gedaan op het arrest C.K., omdat sprake is van een ernstige mentale of lichamelijke aandoening en de betrokkene aantoont dat hij onder actieve medische behandeling staat van een behandelaar/specialist. En als uit objectieve medische gegevens blijkt dat de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat een zodanig ernstige invloed heeft op de mentale of fysieke toestand van de betrokkene dat sprake is van een reëel en onderbouwd risico op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van diens gezondheidstoestand.
8.2.
Eiser heeft ter staving van zijn medische situatie zijn patiëntendossier en een verklaring van het GZA overgelegd. Daaruit blijkt niet dat hij onder behandeling staat van een behandelaar of specialist. Verder volgt daaruit dat hij last heeft van stress en slaapproblemen als gevolg van wat hij in Libië heeft meegemaakt. Deze gegevens vindt de rechtbank onvoldoende voor de conclusie dat de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat een zodanig ernstige invloed heeft op zijn mentale of fysieke toestand dat er sprake is van een reëel en onderbouwd risico op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand. Nu dit risico niet aannemelijk is gemaakt, is er geen aanleiding voor verweerder om een BMA onderzoek op te starten.
Artikel 17 van de Dublinverordening
9. De rechtbank oordeelt tot slot dat verweerder eisers asielverzoek niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling heeft hoeven nemen. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 17 van de Dublinverordening. Nu niet is gebleken van een duurzame relatie tussen eiser en mevrouw [A] , kan dit niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid. Eisers gestelde psychische problemen kunnen evenmin als bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. De verklaring van de medewerker van Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) maakt dat niet anders. Daaruit volgt dat eiser ernstige slaapproblemen heeft. Niet is gebleken dat eiser voor zijn problemen onder specialistische behandeling staat. Verder mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van worden uitgegaan dat de medische zorg in de lidstaten vergelijkbaar is en ook beschikbaar is voor Dublinclaimanten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat, indien hij zorg nodig heeft, hij daar in Italië geen toegang tot zal hebben.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.E.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Uitspraak van Rechtbank Den Haag van 3 augustus 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:12844 en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s Hertogenbosch van 13 oktober 2016, AWB 14/12282.
3.Arrest Ghezelbash van het HvJEU van 7 juni 2016, ECLI:EU:2016:409.
4.Arrest C.K. e.a. t. Slovenië van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127.
5.Bureau Medische Advisering.
6.Uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 26 mei 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:6235.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van
9.P. 2 verslag gehoor aanmeldfase.
10.P. 3 verslag gehoor aanmeldfase.
11.P. 7 en 8 verslag gehoor aanmeldfase.
12.P.8 verslag gehoor aanmeldfase.
13.Dit volgt uit de uitspraken van de Afdeling van onder meer 8 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:986 en ECLI:NL:RVS:2020:987), 15 oktober 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2449) en 25 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:464).