ECLI:NL:RBDHA:2021:12106
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet voor vreemdeling zonder verblijfstitel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Algerijnse vreemdeling, had een aanvraag om bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag was afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij in acute financiële nood verkeerde en geen middelen van bestaan had. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander voor de toepassing van de Pw, omdat hij geen rechtmatig verblijf had op het moment van de aanvraag. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden van de Pw en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot bijstandsverlening konden leiden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag door verweerder terecht was.