Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 maart 2021 in de zaak tussen
[eiser 1], te [woonplaats] , eiser 1;
[eiser 2], te [woonplaats] , eiser 2;
[eisers 3], te [woonplaats] , eisers 3;
[eiseres 4], te [woonplaats] , eiseres 4;
[eiseres 5], te [woonplaats] , eiseres 5;
[eiser 6], te [woonplaats] , eiser 6;
[eiser 7], te [woonplaats] , eiser 7;
[eiser 8], te [woonplaats] , eiser 8;
[eiser 9], te [woonplaats] , eiser 9;
[eisers 10], te [woonplaats] , eisers 10;
[eiser 11], te [woonplaats] , eiser 11;
Het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.Dit project, dat onderdeel is van het onderhoudsprogramma vaarwegen, heeft de naam ‘Oeververvanging Gouwe fase 2’ gekregen, waarbij in totaal 4.323 meter oeverconstructie wordt vervangen, verspreid over vijf locaties aan de westzijde van de Gouwe. Doel van de onderhouds-, vervangings- en verbetermaatregelen op deze vijf locaties is het technisch dusdanig verbeteren van de kwaliteit van de provinciale oevers, dat deze de komende 100 jaar geen groot onderhoud nodig hebben.
.In dit kader is een overzicht verstrekt van de aan de uitvoering voorafgegane onderzoeken, is een opsomming gegeven van de benodigde (overige) besluiten voor de oeververvanging, waarbij ook is ingegaan op het aanbrengen van ankers onder de percelen in particulier eigendom. Daarnaast is een planning van de werkzaamheden gegeven en is ingegaan op de verschillende aspecten van de uitvoering, te weten: te treffen maatregelen, de wijze van uitvoering, het benoemen van een schadeprotocol dat ziet op schade, klachten en hinderbeleving. Tot slot is benoemd dat verschillende communicatiemiddelen worden ingezet om de omgeving tijdens de werkzaamheden te informeren. Gelet op het vorenstaande voldoet het projectplan in beginsel aan de daaraan in de wet gestelde vereisten. Eisers hebben echter terecht gewezen op het feit dat het ontwerp van de oeverconstructie als beschreven in het bestreden besluit niet het uiteindelijke ontwerp betreft zoals is vastgesteld in het Definitief Ontwerp en zoals dit feitelijk zal worden uitgevoerd. De rechtbank wijst daarbij mede op de r.o. 1.6 en 1.7 van deze uitspraak. In zoverre bevat het bestreden besluit een gebrek. De rechtbank overweegt dienaangaande nog als volgt.
.Gelet op de zorgen die vanuit de omgeving zijn geuit, heeft verweerder een deskundige -E. Lamers, eigenaar van LamersWater B.V.- bereid gevonden dit onderdeel te toetsen en toe te lichten aan de omwonenden. Op 21 oktober 2020 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden, waarbij Lamers heeft bevestigd dat de aanpak van grondwater bij dit projectplan juist is en kenbaar heeft gemaakt dat er geen gevolgen voor het grondwater te verwachten zijn. Eisers hebben hun stelling dat wel sprake is van significante gevolgen voor de grondwaterstand niet middels een tegenrapport onderbouwd.
.De effecten van de toekomstige werkzaamheden betreffende het resterende gedeelte van 15 km is hierbij terecht niet mede in aanmerking genomen. Voor deze oeververvanging geldt dat de effecten te zijner tijd moeten worden onderzocht en beoordeeld, rekening houdend met de (eventuele) effecten van de fases 1 en 2 van de oeververvanging. De Aanmeldnotitie is vervolgens getoetst door de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH). In het advies van de ODMH van 26 november 2019 staat vermeld dat met betrekking tot de aspecten archeologie, water(bodem), waterkwaliteit, geluid, licht, luchtkwaliteit, externe veiligheid en conventionele explosieven tot de conclusie wordt gekomen dat er geen nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn en aldus geen MER noodzakelijk is. Uit het advies blijkt dat de ODMH de cumulatie met andere projecten mede in aanmerking heeft genomen. De rechtbank is ook overigens niet gebleken dat de Aanmeldnotitie zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat verweerder niet hierop heeft kunnen afgaan. Eisers hebben de conclusie van verweerder dat de aangevraagde activiteit geen, dan wel geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft, niet gemotiveerd bestreden en evenmin aannemelijk gemaakt, bijvoorbeeld aan de hand van een tegenrapport, dat deze conclusie onjuist is.
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser 1 tot een bedrag van € 534,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan elk van de eisers 1 tot en met 11 te vergoeden.