Overwegingen
1. Eiser heeft de Jemenitische nationaliteit en is geboren op [1990] . Eiseres heeft de Oekraïense nationaliteit en is geboren op [1996] . Samen hebben zij twee kinderen: [kind 1] , geboren op [2017] met de Jemenitische nationaliteit en [kind 2] , geboren op [2019] met de Oekraïense nationaliteit.
2. Eisers hebben op 9 augustus 2018 asiel aangevraagd in Nederland. Op 3 januari 2020 werd de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard door verweerder, omdat Oekraïne werd aangemerkt als veilig derde land. De asielaanvraag van eiseres werd ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat het een afhankelijke aanvraag betrof, waaraan geen
1. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
redenen ten grondslag waren gelegd die op haar persoonlijk toezagen. Op 7 februari 2020 zijn eisers beroepen hiertegen ongegrond verklaard2, omdat zij volgens de rechtbank niet hadden aangetoond dat eiser niet tot Oekraïne zal worden toegelaten. De rechtbank oordeelde dat verweerder aannemelijk had gemaakt dat eiser in beginsel tot Oekraïne zou worden toegelaten.
3. Eisers hebben op 7 maart 2020 een herhaalde asielaanvraag ingediend, waarbij ze nieuwe stukken hebben overgelegd waaruit zou blijken dat eiser niet toegelaten wordt tot Oekraïne. Volgens eiser blijkt namelijk uit deze stukken dat hij daarvoor in het bezit moet zijn van een geldige verblijfsvergunning. Hij heeft echter geen rechtmatig verblijf in Nederland en door verweerder wordt onderkend dat eiser niet terug kan keren naar Jemen, aldus eisers. Verweerder heeft de herhaalde asielaanvragen niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser nog steeds niet aannemelijk heeft gemaakt dat Oekraïne hem zal weigeren tot haar grondgebied. Volgens verweerder heeft eiser niet voldaan aan zijn inspanningsverplichting ten aanzien van het verwezenlijken van zijn vertrek. Zoals in het besluit staat opgenomen heeft verweerder op 6 oktober 2021 contact opgenomen met de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) om nadere informatie te vergaren omtrent de mogelijkheden voor eiser om toegang te krijgen tot Oekraïne. Uit het antwoord van DT&V blijkt dat er nog opties zijn die betrokkene kan nemen. Eiser kan namelijk een brief opstellen voor de consul waarin hij zijn situatie uitlegt en verzoekt om toelating tot Oekraïne. De landverantwoordelijke is bereid gevonden om met deze brief contact op te nemen met de consul van Oekraïne en de casus te bespreken. Gelet hierop worden de overgelegde documenten en verklaringen van betrokkene niet aangemerkt als nieuwe elementen.
4. Eisers hebben naar aanleiding van datgene wat verweerder heeft opgenomen in het bestreden besluit een brief zoals door DT&V beschreven opgesteld. Op 18 oktober 2021 hebben eisers deze brief aan verweerder ter beschikking gesteld, zodat de landverantwoordelijke van DT&V deze brief kon bespreken met de consul van Oekraïne. Op diezelfde dag ontvingen zij een reactie vanuit de Oekraïense consul waaruit bleek dat eiser een “valid residence permit in The Netherlands/ EU countries/ valid multiple Schengen entry visa” nodig heeft om een Oekraïens visum aan te vragen. Hierop heeft DT&V in een gesprek met eisers verzocht om een brief te schrijven met verder gelijke inhoud als de eerdere brief, maar aangevuld met de vermelding dat eiser niet naar Jemen kan. Deze brief
is meteen geschreven en aan DT&V ter hand gesteld. Eiser heeft de brieven en de reactie van de consul in beroep overgelegd.
5. Eiser voert aan dat uit de overgelegde stukken blijkt dat hij een geldige verblijfsvergunning in Nederland nodig heeft voor de aanvraag van een Oekraïens visum. Aangezien eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, is het dus niet mogelijk voor hem om toegang te krijgen tot Oekraïne. Een en ander blijkt ook uit de formulering van het bestreden besluit. Daarin heeft verweerder namelijk opgenomen dat de consul in reactie op het verzoek van DT&V om eiser een visum te verschaffen, aangaf dat dat alleen kon, indien
eiser beschikte over een geldig reisdocument en een geldige verblijfsvergunning in Nederland. Uit de reactie van de consul blijkt dat de door verweerder aangedragen optie om een brief te schrijven aan de consul waarin eiser zijn situatie uitlegt en om toelating tot de Oekraïne verzoekt, geen ander resultaat oplevert. De consul geeft namelijk in zijn reactie wederom aan dat eiser een verblijfsvergunning moet tonen. Ter zitting hebben eisers aangegeven dat zij een informele reactie van de consul hebben ontvangen op de tweede brief die zij aan DT&V hebben meegegeven. Deze informele reactie heeft dezelfde strekking als de eerdere reactie vanuit de consul, namelijk dat eiser een verblijfsvergunning moet hebben om toegelaten te worden tot Oekraïne.
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij met het schrijven van de brieven heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting en dat hij voldoende heeft aangetoond dat hij niet zal worden toegelaten tot Oekraïne. Verweerder heeft dus ten onrechte geconcludeerd dat Oekraïne kan worden aangemerkt als derde veilig land en had eisers aanvraag niet mogen aanmerken als niet-ontvankelijk.
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser nog steeds onvoldoende inspanningen heeft verricht om toegang te verkrijgen tot Oekraïne. Ter zitting heeft verweerder gewezen op het feit dat eiser geen officieel besluit op zijn visumaanvraag heeft overgelegd. De enkele reactie van Visa Facilitation Services Global (VFS) van 19 februari 2020 is geen inwilliging of afwijzing van eisers visumaanvraag, aangezien het niet afkomstig is van de Oekraïense autoriteiten en dat de enige instantie is die een dergelijk besluit kan nemen. Als eiser wel een officieel afwijzend besluit zou hebben ontvangen kan hij daartegen in beroep gaan. Het is namelijk aan eiser om alle mogelijkheden uit te putten en alle mogelijke rechtsmiddelen aan te wenden. Als daarna nog steeds blijkt dat hij geen positieve beslissing krijgt op zijn aanvraag, heeft hij pas voldoende aangetoond dat hij geen toegang krijgt tot Oekraïne. Eisers stelling dat hij geen visum kan krijgen is daarom onvoldoende onderbouwd volgens verweerder. Daarnaast wijst verweerder er ter zitting op dat er nog opties zijn voor eiser om toegang te krijgen tot Oekraïne. Zo heeft eiser niet geprobeerd om een permanente verblijfsvergunning te verkrijgen op basis van gezinshereniging. Ter onderbouwing van de stelling dat dit een mogelijkheid is heeft verweerder stukken overgelegd van de State Migration Service of Ukraine, waaruit zou blijken dat eiser in aanmerking komt voor zo een vergunning. Eiser heeft dus onvoldoende gedaan om toegang te krijgen tot Oekraïne en hij heeft niet met een definitieve afwijzing op zijn visumaanvraag aangetoond, dat hij die toegang ook niet zal krijgen.
8. Ingevolge artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een asielaanvraag van een vreemdeling niet-ontvankelijk worden verklaard, als een derde land voor die vreemdeling als veilig derde land kan worden beschouwd. De staatssecretaris kan in een concreet geval beoordelen of een land voor de specifieke vreemdeling een veilig derde land is. Aan die tegenwerping moet gedegen onderzoek ten grondslag liggen. De staatssecretaris moet bepaalde informatiebronnen over de algemene situatie in een bepaald land bij zijn oordeel betrekken, en het door hem verrichte onderzoek en de daarop gebaseerde beoordeling ook inzichtelijk maken.
9. Verweerder kan tegenwerpen dat een derde land voor een specifieke vreemdeling een veilig derde land is, indien die vreemdeling wordt toegelaten tot dat land.3 Het is aan verweerder om aannemelijk te maken dat een vreemdeling wordt toegelaten tot dat specifieke land.4 Hiertoe dient hij aan de hand van informatie uit algemene bronnen, of op basis van de verklaringen of eerdere ervaringen van een vreemdeling, redenen aan te dragen waarom toegang in beginsel mogelijk moet zijn. Vervolgens is het aan de vreemdeling om aan te tonen dat de door verweerder geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot het land, in zijn geval niet aanwezig zijn. Wanneer vast komt te staan dat een vreemdeling niet wordt toegelaten tot het land dat verweerder als veilig derde land heeft aangemerkt moet Nederland toegang verlenen aan die vreemdeling.5
10. In het geval van eiser moet verweerder dus aannemelijk maken dat eiser zal worden toegelaten tot Oekraïne. Gezien de stukken die door zowel eisers als verweerder in deze procedure in het geding zijn gebracht, oordeelt de rechtbank dat verweerder hier niet in is geslaagd. Eiser heeft er terecht op gewezen dat uit de brief van VFS Global van 19 februari 2020, de brief van de consul van Oekraïne van 18 oktober 2021 en de informele reactie van de consul van Oekraïne op de laatste brief van eiser, voldoende blijkt dat eiser niet kan terugkeren naar Oekraïne omdat hij niet in het bezit is van een geldige verblijfsstatus in Nederland. Daarbij moet waarde worden gehecht aan het feit dat de brieven aan de consul van Oekraïne door eiser zijn geschreven op advies van de DT&V. Deze dienst had immers, zo blijkt uit het bestreden besluit, aangegeven dat eiser een brief aan de consul van Oekraïne zou moeten schrijven waarin hij zijn situatie uitlegde en moest verzoeken om toegelaten te worden tot Oekraïne. Deze brief heeft eiser ook geschreven. De landverantwoordelijke van DT&V heeft vervolgens met deze brief in de hand contact opgenomen met de consul. De consul van Oekraïne reageerde hierop met de mededeling dat eiser, teneinde een visum te krijgen, verplicht is een geldige verblijfsvergunning te hebben. Ook een tweede brief aan de consul, die op advies van DT&V was aangevuld, heeft niet tot een ander resultaat geleid. Dit betekent dat de stappen die DT&V zelf heeft geadviseerd aan eiser, en die eiser heeft opgevolgd, er niet toe leiden dat eiser zal worden toegelaten tot Oekraïne. Hieruit volgt dat verweerder dus niet voldoende duidelijk heeft gemaakt dat eiser zal worden toegelaten tot Oekraïne.
11. De stelling van verweerder op zitting, dat eiser een aanvraag kan doen voor een permanente verblijfsvergunning op basis van gezinshereniging, leidt niet tot het oordeel dat eiser zich onvoldoende heeft ingespannen om toegang te krijgen tot Oekraïne. Ook is hiermee niet aannemelijk gemaakt dat eiser wel tot Oekraïne zal worden toegelaten. Uit de stukken die verweerder tijdens de zitting op 28 oktober 2021 aan het digitale dossier heeft toegevoegd, blijkt immers dat de aanvraag voor een permanente verblijfsvergunning in persoon in Oekraïne moet worden gedaan en dat een van de benodigde documenten een ‘copy of a document that certifies person’s identity and his/her legal stay on the territory of
3 Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3379. 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3380, r.o. 5.2; dit volgt ook uit paragraaf C2/6.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). 5 Dit vloeit voort uit artikel 38, vierde lid, van de Procedurerichtlijn (2013/32/EU). Zie ook de uitspraak van de ABRvS van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3380, r.o. 6.1. Ukraine’ is. Hieruit lijkt juist te volgen dat er eerst een visum nodig is, alvorens iemand een permanente verblijfsvergunning op grond van gezinshereniging kan aanvragen. Verweerder heeft hier naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval niet mee aangetoond dat eiser in aanmerking komt voor een permanente verblijfsvergunning op basis van gezinshereniging, en daarmee dus toegang heeft tot Oekraïne. Ter zitting heeft verweerder er ook nog op gewezen dat eisers nog nooit een formeel visum of verblijfsvergunning hebben aangevraagd en dus ook geen formele afwijzing hebben ontvangen waartegen in beroep is gegaan. Ook dit overtuigt niet. Eiser heeft immers in voldoende mate en met onderliggende stukken aannemelijk gemaakt dat hij niet tot Oekraïne zal worden toegelaten. Het doen van een formele aanvraag voor een visum strandt bij VFS Global, via wie deze aanvraag moet worden ingediend. De meer informele route via de consul van Oekraïne (zoals geadviseerd door DT&V) is ook vastgelopen.
12. Naar het oordeel van de rechtbank verschuift verweerder de bewijslast die op hem rust ten onrechte naar eiser, hetgeen niet in lijn is met de vaste rechtspraak en verweerders beleid. Het is immers aan verweerder om aannemelijk te maken dat eiser wordt toegelaten tot Oekraïne. Dit heeft verweerder, in het licht van de stukken die eiser heeft ingebracht, niet gedaan. Er is daarom dus sprake van een motiveringsgebrek.
13. Aangezien de rechtbank oordeelt dat er sprake is van een motiveringsgebrek behoeft hetgeen verder door eisers aangevoerd geen bespreking.
14. De rechtbank oordeelt dat verweerder ontoereikend heeft gemotiveerd dat eiser wel toegelaten zal worden tot Oekraïne en dat daarmee sprake is van een veilig derde land. Verweerder heeft eisers asielaanvraag daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kunnen blijven. Aangezien de asielaanvraag van eiseres een afhankelijke aanvraag betreft en geheel samenhangt met dat van eiser geldt hiervoor hetzelfde. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. Gelet op het heldere standpunt van verweerder op zitting ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank overweegt dat het gaat om samenhangende zaken6, aangezien de beroepen van eisers gelijktijdig zijn behandeld waarbij de rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon.