ECLI:NL:RBDHA:2021:13653
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wmo 2015 wegens niet tijdig indienen van declaraties
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de intrekking van een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres, die psychische en lichamelijke klachten heeft, had eerder een pgb toegewezen gekregen, maar was er niet in geslaagd om tijdig correcte declaraties in te dienen. Verweerder heeft het pgb ingetrokken omdat eiseres niet aan de voorwaarden voldeed en geen belangenafweging had gemaakt. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om het pgb in te trekken. De rechtbank constateerde dat eiseres niet in staat was om de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren, wat leidde tot de intrekking van de toekenningsbesluiten. Eiseres voerde aan dat verweerder de Wmo 2015 verkeerd interpreteerde, maar de rechtbank oordeelde dat dit betoog niet slaagde. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat verweerder geen belangenafweging had gemaakt, maar besloot dit gebrek te passeren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, maar verweerder werd wel veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.