In deze zaak heeft eiser op 29 november 2019 een asielaanvraag ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 12 augustus 2020 deze aanvraag ingewilligd, maar stelde dat hij over een periode van 16 maart 2020 tot 20 juli 2020 door overmacht niet in staat was om te beslissen. Eiser heeft verweerder op 4 juni 2020 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank moest oordelen over de hoogte van de aan eiser toekomende bestuurlijke dwangsom. Eiser betwistte de overmachtssituatie en de hoogte van de toegekende dwangsom van € 672,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van overmacht voor de gehele periode en dat verweerder een te lage dwangsom had vastgesteld. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 267,-. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is openbaar gemaakt op 22 maart 2021.