Overwegingen
1. Eiseres heeft op 22 november 2019 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gedaan voor haarzelf en haar dochter (geboren [2013] ). Zij heeft bescherming gevraagd vanwege de volgens haar onveilige situatie in Peru. In de kern heeft eiseres naar voren gebracht dat zij in Peru geld verdiende als restauranthouder en slachtoffer is geworden van overvallers die de opbrengst wilden. Ook zegt zij dat haar dochter is ontvoerd en dat zij bij terugkeer vreest vermoord te worden door misdadigers.
2. Verweerder heeft op 4 november 2020 een voornemen uitgebracht, waarin is gemotiveerd dat eiseres volgens hem geen recht op verblijf heeft in Nederland, omdat zij niet voldoet aan
de voorwaarden voor een verblijfsvergunning asiel of regulier voor bepaalde tijd. In reactie hierop heeft eiseres haar zienswijze ingediend.
3. Vervolgens heeft verweerder op basis van de aanvraag en de reactie op het voornemen (de zienswijze) het bestreden besluit genomen. Hiertegen heeft eiseres tijdig beroep ingesteld.
Inhoud van het bestreden besluit
4. De aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is afgewezen als ongegrond.1 Ook is geen reguliere vergunning voor bepaalde tijd verleend.2 Wel is voorlopig uitstel verleend om medische redenen3, voor een periode van maximaal zes maanden of korter als hierover eerder is beslist.
5. Bij de motivering van de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel gaat verweerder in op vijf onderwerpen. Eiseres haar status als alleenstaande vrouw, de zwaarwegendheid van de door haar gestelde vrees, de mogelijkheid van bescherming door de (lokale) autoriteiten, de gestelde onveilige situatie vanwege terugkeer uit een Europees land en het niet aanvragen van asiel in Italië. Als reden voor de afwijzing van een verblijfsvergunning regulier noemt verweerder dat geen zienswijze is ingediend over artikel 8 EVRM4, mensenhandel en humanitair tijdelijk. Om deze reden blijft verweerder bij het voornemen.
Standpunt van eiseres (in essentie weergegeven)
6. Eiseres moet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Verweerder heeft zich te weinig rekenschap gegeven van de kwetsbaarheid van eiseres als alleenstaande moeder met een minderjarig kind. Dit terwijl verweerder wel zelf toegeeft dat de situatie in Peru wordt gekenmerkt door veelvuldige overvallen en andere onveilige situaties op straat. Eiseres kan haar werk in Peru niet meer uitvoeren. Zij moest het restaurant immers gedwongen sluiten, vanwege de overvallen en bedreigingen. Daar komt bij dat de Peruaanse autoriteiten niet in staat zijn eiseres te beschermen. Als zij aangifte doet, dan loopt zij een reëel risico op represailles door de daders.
7. Ook loopt eiseres bij gedwongen terugkeer een reëel risico op ernstige schade (artikel 3 EVRM). Bij terugkeer van eiseres bestaat verder de kans op schending van artikel 3 Antifolterverdrag. Een klein risico hierop is voldoende om een schending van het verdrag aan te nemen.5 Eiseres keert terug uit een Europees land, wat een verhoogd risico meebrengt omdat zij daardoor in Peru door de omgeving als rijk wordt gezien. Daarnaast speelt dat het dochtertje van eiseres al geruime tijd onder behandeling is van een kinderarts en andere specialisten, gedwongen terugkeer leidt ook op dit punt tot schending van artikel 3 EVRM. Verder zal bij gedwongen terugkeer een medische noodsituatie in de zin van artikel 64 van de Vw ontstaan.
1. als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
2 als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, Vw j.o. artikel 3.6a, eerste lid, of 3.6ba, eerste lid, Vreemdelingenbesluit (Vb)
3 op grond van artikel 64 Vw
4 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
5 Eiseres wijst in dit kader ook op artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten en artikel 1A Vluchtelingenverdrag
Beoordeling door de rechtbank
8. De rechtbank stelt vast dat het beroep is gericht tegen de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Verder loopt er nog een procedure over uitstel van vertrek op medische gronden (artikel 64 Vw.), maar dat onderwerp ligt nu niet ter beoordeling voor.
9. Verweerder twijfelt voor het grootste deel niet aan het asielrelaas van eiseres. Aangenomen wordt dat zij in de hoedanigheid van restauranthouder in Peru slachtoffer is geworden van overvallen en bedreigingen. Eiseres stelt dat zij als alleenstaande moeder tot een kwetsbare groep behoort. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank toereikend gemotiveerd dat wat eiseres is overkomen in Peru geen feiten of omstandigheden zijn die terug te voeren zijn op één van de gronden uit het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank concludeert daarom dat verweerder niet ten onrechte niet aannemelijk heeft geacht dat er een relatie is met één van de vervolgingsgronden uit het Vluchtelingenverdrag, zodat niet is voldaan aan de voorwaarden voor asiel op grond van vluchtelingschap.
Reëel risico op ernstige schade
10. Zoals hiervoor overwogen is tussen partijen niet in geschil dat eiseres in Peru als restauranthouder slachtoffer is geworden van bedreigingen en overvallen. Verweerder gaat er van uit dat de Peruaanse autoriteiten hiertegen bescherming kunnen bieden. Verweerder mag er in beginsel van uit gaan dat de lokale autoriteiten bescherming kunnen bieden, het is dan aan de vreemdeling om het tegendeel aannemelijk te maken op basis van openbare bronnen.6 Dat laatste heeft eiseres niet gedaan. Ook heeft eiseres geen aangifte gedaan bij de politie. Niet ten onrechte stelt verweerder zich op het standpunt dat, uitgaande van haar verklaring dat zij één keer tegengehouden is om aangifte te doen, geldt dat van eiseres meer inspanningen hadden mogen worden verwacht. Zij had, zoals verweerder niet ten onrechte heeft aangevoerd, naar een ander politiebureau kunnen gaan op een andere locatie en/of een ander tijdstip. De rechtbank concludeert dat verweerder het niet ten onrechte niet aannemelijk heeft geacht dat eiseres geen bescherming kan krijgen van de Peruaanse autoriteiten.
Verder heeft verweerder niet ten onrechte betekenis toegekend aan het feit dat eiseres na het sluiten van haar restaurant nog vijf maanden in Peru is gebleven. Ook is eiseres na haar vertrek uit Peru teruggegaan om haar dochter op te halen. Zij heeft in deze periode geen problemen ondervonden (september 2019 tot november 2019). Niet ten onrechte stelt verweerder zich op het standpunt dat één en ander afbreuk doet aan de zwaarwegendheid van de gestelde acute vrees.
6 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3229 r.o. 3.2. Risico op (ernstige) medische problemen
11. Eiseres heeft verder aangevoerd dat haar dochtertje in Nederland onder behandeling is van een kinderarts en andere specialisten en dat bij een gedwongen terugkeer naar Peru een medische noodsituatie ontstaat, wat volgens haar in strijd is met artikel 3 EVRM.
12. Uit het arrest van het Hof van Justitie van 18 december 2014 in de zaak M’Bodj7 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 juni 20178 volgt dat medische omstandigheden niet tot verlening van een asielvergunning kunnen leiden. In een asielprocedure beoordeelt verweerder een beroep op medische omstandigheden alleen bij zijn ambtshalve beoordeling of een vreemdeling in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. Dit heeft verweerder gedaan. Verweerder heeft de beoordeling dus correct verricht. Daarmee faalt de beroepsgrond van eiseres.
13. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.