ECLI:NL:RBDHA:2021:17037
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens geldige Duitse asielvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een statushouder uit Duitsland, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres al een geldige asielvergunning in Duitsland had. Eiseres was het niet eens met dit besluit en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 6 december 2021 heeft eiseres zich echter afgemeld, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres de Syrische nationaliteit heeft en in Duitsland een asielvergunning heeft die geldig is tot 26 januari 2022. Eiseres voerde aan dat haar verblijf in Duitsland onrechtmatig was, omdat zij door haar moeder uit Syrië was ontvoerd. De rechtbank oordeelde echter dat, ongeacht de omstandigheden van haar verblijf in Duitsland, de asielvergunning geldig bleef. Eiseres stelde ook dat terugkeer naar Duitsland een schending van haar mensenrechten zou opleveren, maar de rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren en dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet zou nakomen.
De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiseres terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat zij bescherming geniet in Duitsland. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.