ECLI:NL:RBDHA:2021:17100
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M.C. Kleijberg
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de afwijzing van een machtiging tot voorlopig verblijf voor een adoptiekind in het kader van het vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eiser, die als adoptiekind wordt beschouwd. Eiser, geboren in Palestijns gebied en staatloos, had een mvv-aanvraag ingediend met als doel verblijf als adoptiekind van referent, die de Nederlandse nationaliteit bezit. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de vreemdeling niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 3.27 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het niet instellen van hoger beroep tegen die uitspraak konden rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de belangen van het kind voldoende had meegewogen in zijn besluit om de mvv te weigeren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had gesteld dat er onvoldoende objectieve of subjectieve belemmeringen waren om het gezinsleven buiten Nederland uit te oefenen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvraag in stand bleef.