2.1.Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Verdenking deelname LTTE;
- Problemen naar aanleiding van de verdenking.
3. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De verdenking van deelname aan de LTTE acht verweerder echter ongeloofwaardig. Verweerder ziet niet in waarom een oude vriend en collega die niets met de LTTE te maken heeft, de naam van eiser zou noemen tijdens een verhoor over een incident met explosieven dat reeds in 2004 zou hebben plaatsgevonden. Daarbij komt dat eiser zelf ook niets met de LTTE te maken heeft, geen banden met de Tamils heeft en tot de Singalese bevolkingsgroep behoort. Ten aanzien van de foto's van eiser met Tamils stelt verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt in januari 2019 in Frankrijk dan wel Engeland te zijn geweest. De problemen naar aanleiding van de verdenking acht verweerder eveneens ongeloofwaardig. Zo heeft eiser vaag en oppervlakkig verklaard over de omstandigheden in het kamp waar hij gedetineerd werd. Ook heeft eiser wisselend verklaard over de mishandelingen in detentie. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij is mishandeld en ten gevolge daarvan medische zorg nodig heeft gehad en er littekens aan heeft overgehouden. Verweerder hoefde naar aanleiding van de signaleringslijst ook geen onderzoek in te stellen naar de littekens, het is aan eiser om zijn relaas te onderbouwen. Verweerder stelt naar aanleiding van eisers verzoek om hem in de gelegenheid te stellen een iMMO rapport in te dienen, dat eventuele conclusies van het iMMO niet tot een ander oordeel kunnen leiden. Eventuele toekomstige conclusies van het iMMO naar aanleiding van de signaleringslijst, sluiten niet uit dat aan de littekens/fysieke en psychische klachten van eiser ook andere oorzaken ten grondslag kunnen liggen. Verweerder heeft verder betrokken dat eiser een maand lang heeft verbleven bij zijn vrouw en kinderen, een adres waar hij makkelijk te traceren zou zijn. Bovendien is eiser zonder problemen Sri Lanka in- en uitgereisd tussen 15 september 2019 en 28 oktober 2019. Eiser komt dan ook niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, Vw.
4. Eiser voert, samengevat, aan dat verweerder in de bestuurlijke fase ten onrechte geen medisch onderzoek heeft verricht. Zowel het FMMU-rapport als de signaleringslijst iMMOhadden daartoe aanleiding moeten geven. Voorts heeft eiser in de zienswijze aan verweerder verzocht hem de gelegenheid te bieden om in de besluitvormingsfase een eventuele iMMO-rapportage in te brengen. Verweerder heeft nagelaten hierop te reageren. Verweerder heeft zo tijdens het horen en beslissen geen rekening kunnen houden met de medische beperkingen van eiser en in de besluitvorming geen rekening kunnen houden met het (inmiddels in de beroepsfase) uitgebrachte rapport waaruit medische beperkingen van eiser blijken. Eiser verwijst in dit verband onder meer naar Werkinstructie 2013/13.
3.1. De rechtbank stelt vast dat eiser op 7 november 2019 is gezien door het FMMU, waarna advies is uitgebracht. Gebleken is dat er beperkingen gelden voor het horen en beslissen. Gevraagd is om rekening te houden met het volgende: ‘Graag rekening houden met emotionele reacties en verminderde aandachtspannen, graag betrokkene regelmatig een pauze aanbieden. Betrokkene kan door opbouw van spanningen lichamelijke klachten ervaren, zoals hoofdpijnklachten en mogelijke hyperventilatieklachten en pijnklachten in linker been ervaren. Betrokkene graag regelmatig een pauze aanbieden en betrokkene zo nodig attenderen om door te ademen tijdens het vertellen van zijn verhaal. Betrokkene graag korte en gerichte vragen stellen omdat zijn concentratie verkort is, deze vragen zo nodig herhalen, verduidelijken of de vragen op een nadere manier stellen.’ In de signaleringslijst iMMO van 15 november 2019, door eiser bij zijn zienswijze overgelegd, worden lichamelijke en psychische klachten genoemd als moeite met lopen, weinig eetlust, slaapproblemen, neerslachtigheid, herinneringen aan mishandeling, concentratieproblemen, angst en hoofdpijn.
6. 3.2. 3.2. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het aan eiser is om zijn asielrelaas middels verklaringen aannemelijk te maken. Eiser is in de gelegenheid gesteld zijn asielrelaas toe te lichten, uit te leggen en aan te vullen. Er is niet gebleken dat tijdens het nader gehoor geen rekening is gehouden met de conclusies van het FMMU rapport. Ook de signaleringslijst hoefde verweerder geen aanleiding te geven een onderzoek in te stellen. Dit stuk betreft geen medisch stuk, maar is opgesteld door een medewerker van Vluchtelingenwerk en deels gebaseerd op door eiser zelf gegeven antwoorden. Verder had eiser ten tijde van het bestreden besluit nog geen verzoek om rapportage bij het iMMO ingediend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de informatie over zijn lichamelijke en psychische gesteldheid in de signaleringslijst alsook het advies van het FMMU verweerder niet op voorhand aanleiding hoefden te geven tot nader onderzoek noch dat verweerder met de besluitvorming had dienen te wachten op een eventuele iMMO-rapportage.
6. 3.2. De grond slaagt niet.
8. Eiser voert, samengevat, aan dat verweerder zijn relaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser voert daartoe allereerst aan, dat verweerder geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat eiser getraumatiseerd is en om die reden geen uitgebreide en gedetailleerde verklaringen heeft kunnen geven over zijn detentieperiode. Uit het iMMO rapport van 23 november 2020 blijkt dat de geconstateerde littekens het relaas ondersteunen en de psychische- en lichamelijke problematiek ervoor hebben gezorgd dat eiser tijdens de gehoren niet compleet coherent en consistent heeft kunnen verklaren. Gelet op het rapport van het iMMO heeft verweerder dan ook het asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig bevonden en daarmee ten onrechte de asielaanvraag afgewezen.
9. Eiser verzet zich in dit verband, onder verwijzing naar de uitspraak van 15 juli 2020 van deze rechtbank, zittingsplaats ‘s-Hertogenboschen een artikel van M. Kollen, L. Heeffer, A. Keunen en E. Kors, tegen het door de Afdelinggehanteerde onderdelenvereiste, te weten dat uit een iMMO-rapport moet blijken op welke onderdelen van het relaas een beperking om consistent en coherent te verklaren, invloed heeft gehad. Die situatie is onwerkbaar en medisch onverantwoord. De werkwijze van verweerder moet worden aangepast. Er kan immers niet tegenstrijdig worden verklaard als er een trauma is. Het iMMO heeft in het rapport ook aangegeven dat het niet mogelijk is precies aan te geven op welke punten van het relaas de beperkingen van invloed zijn geweest. Ter adstructie verwijst eiser naar een aantal uitspraken waarin dit standpunt van iMMO is gevolgd.
10. 4.1. 4.1. Verweerder stelt zich in het verweerschrift op grond van het volgende op het standpunt dat op juiste wijze rekening is gehouden met de beperkingen en dat het iMMO rapport de tegenwerpingen in het bestreden besluit niet aantast. Met betrekking tot het coherent kunnen verklaren zijn de door iMMO genoemde klachten eveneens door de medewerkers van FMMU opgemerkt en betrokken bij het opstellen van het FMMU-rapport. Met hetgeen in dat FFMU rapport is gesteld is rekening gehouden. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat het iMMO niet voldoet aan de beoordelingscriteria, zoals deze blijken uit de uitspraken van de Afdeling van 27 juni 2018, omdat door iMMO niet is aangegeven op welk onderdeel voor deze vreemdeling de gestelde beperking van het vermogen om te verklaren de conclusie betrekking heeft. Van het iMMO mag verlangd worden dat, voor zover standaard onderscheid niet mogelijk is, een op de persoon toegespitste beoordeling te verrichten. Daarbij biedt een algemene constatering die niet verder gaat dan dat sprake is van psychische problematiek ten tijde van de gehoren die zeer waarschijnlijk interfereerde met het vermogen om volledig, consistent en coherent te kunnen verklaren, geen aanknopingspunten die het mogelijk zouden maken te bepalen van welke verklaringen wel en van welke verklaringen niet zou mogen worden uitgegaan. Eiser zou op hoofdlijnen moeten kunnen verklaren over hetgeen hij in Sri Lanka zou hebben meegemaakt en verweerder heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat de verklaringen van eiser niet geloofwaardig zijn. Verweerder verwijst in dat kader met name naar hetgeen is overwogen ten aanzien van de aanleiding voor de gestelde gevangenneming en mishandeling, waarover eiser heeft verklaard.
10. 4.1. Verweerder merkt ten aanzien van het medisch steunbewijs het volgende op. Alhoewel een aantal van die littekens kenmerkend zijn voor het ondergaan van mishandeling wil dit niet op voorhand zeggen dat eiser deze littekens heeft opgelopen bij de door hem gestelde mishandelingen. Verweerder verwijst in dit kader naar de ongeloofwaardig geachte aanleiding voor gevangenneming en mishandeling. En los van het feit dat uit de rapportage niet is op te maken welke PTTS klachten typerend zijn en welke niet, kunnen de PTSS klachten kunnen ook andere mogelijke oorzaken hebben.
12. 4.2.1 4.2.1 De rechtbank stelt vast dat het iMMO-rapport tot de volgende conclusies komt.
12. 4.2.1 Met betrekking tot de lichamelijke problematiek: bij betrokkene zijn dertien littekens gevonden. Negen daarvan worden als kenmerkend beoordeeld, vier littekens worden beoordeeld als consistent. Er ontbreken meerdere gebitselementen, dat wordt als consistent beoordeeld met de gestelde toedracht. De hoofdpijn, rugpijn en de beenklachten worden niet beoordeeld volgens het IP. De hoofdpijn wordt geduid als psychosomatische klacht.
12. 4.2.1 Met betrekking tot de psychische problematiek: een aantal PTSS klachten en angstklachten zijn naar vorm en inhoud en beloop typerend voor het door eiser gestelde geweldsrelaas. De klachten van interesseverlies, angst- en stemmingsklachten en de cognitieve problemen kunnen ook passen bij andere mogelijke oorzaken.
12. 4.2.1 Verder waren er ten tijde van de eerdere asielgehoren medische beperkingen zoals blijkt uit het FMMU advies en onderliggend FMMU dossier en het medisch dossier die zeker interfereerden met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren in het kader van de asielaanvraag.
12. 4.2.1 Verder vermeldt het iMMO onder verwijzing naar de leeswijzer, dat het, uitzonderlijke omstandigheden daargelaten, vanuit wetenschappelijk oogpunt onmogelijk is te voldoen aan het vereiste van de Afdeling om aan te kunnen geven op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om compleet, consistent en coherent te verklaren invloed heeft gehad.
4.2.2 De Afdeling heeft zijn uitspraken van 27 juni 2018overwogen dat indien in het iMMO-rapport op concludente en inzichtelijke wijze is gesteld dat de psychische problematiek van de vreemdeling ten tijde van de gehoren zeer waarschijnlijk of zeker interfereerde met zijn vermogen om consistent en coherent te verklaren, verweerder hieraan niet voorbij kan gaan zonder zelf een medisch deskundige te raadplegen. Daartoe is wel vereist dat uit het iMMO-rapport blijkt op welke wijze de mate van waarschijnlijkheid dat de vreemdeling niet in staat was consistent te verklaren, is vastgesteld. Het iMMO-rapport moet daartoe vermelden welke medische gegevens uit de periode van de gehoren zijn betrokken en of het onderzoeksformulier van de FMMU daar deel van uitmaakte. Verder moet uit het iMMO-rapport blijken op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om consistent en coherent te verklaren, invloed heeft gehad. Voorts is vereist dat uit het rapport blijkt dat de conclusie omtrent het vermogen consistent te verklaren, niet mede is gebaseerd op de aanname dat de gebeurtenissen waardoor de vreemdeling stelt psychische problemen te hebben gekregen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Als verweerder geen medisch deskundige inschakelt en de in het iMMO-rapport neergelegde conclusie aldus niet bestrijdt, maar het relaas toch ongeloofwaardig acht, zal hij nader moeten motiveren waarom dit volgens hem het geval is.
4.2.3 De rechtbank stelt vast dat het iMMO-rapport moet worden aangemerkt als deskundigenadvies. De rechtbank dient te beoordelen of het iMMO-rapport, voor zover dat betrekking heeft op het vermogen van eiser om consistent en coherent te verklaren, voldoet aan de vereisten zoals die voortvloeien uit de hiervoor genoemde uitspraken.
4.2.4 Uit het iMMO-rapport volgt dat het iMMO uitvoerig onderzoek heeft gedaan door middel van anamnese, tests en medische stukken en al deze relevante informatie heeft betrokken bij zijn conclusie. Zo heeft het iMMO de Bourdon-Wiersma-test gedaan voor het vaststellen van problemen in de concentratie, de PTSS Checklist voor de DSM-5 (PCL-5) voor het vaststellen van klachten die samenhangen met eventuele PTSS en de Brief Symptom Inventory voor het meten van symptomen van psychopathologie voor volwassenen. Voor dit deel van het onderzoek is aansluiting gezocht bij de Richtlijn voor Psychiatrisch Onderzoek voor Volwassenen van de Commissie Kwaliteitszorg van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Op basis daarvan heeft het iMMO de medische en psychische beperkingen van eiseres vastgesteld. Daarnaast heeft het iMMO bij de conclusie dat dit zeker het geval is, aangesloten bij de beoordelingswijze van het MAPP. Dit is ook conform het Istanbul Protocol, Manual on the Effective Investigation and Documentation of Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment van de Verenigde Naties.De Afdeling heeft deze werkwijze van het iMMO in zijn uitspraken van 27 juni 2018 correct en zorgvuldig bevonden en de rechtbank oordeelt dat ook in de onderhavige zaak geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de wijze waarop het iMMO-rapport tot stand is gekomen. Het iMMO heeft bovendien duidelijk gemaakt op welke gegevens en onderzoeken de conclusies zijn gebaseerd, en die onderzoeken zijn verricht door deskundigen.
20. Gelet op de onderbouwing in het iMMO-rapport is de rechtbank ook van oordeel dat in het iMMO-rapport op concludente en inzichtelijke wijze is geconcludeerd dat de medische problematiek van eiser ten tijde van de gehoren zeker interfereerde met zijn vermogen om consistent en coherent te verklaren.
4.3.1 De rechtbank stelt vast dat, anders dan verweerder stelt, in het iMMO rapport meer klachten zijn benoemd dan in het FMMU-advies. In het laatste advies zijn slechts genoemd: verminderde aandachtsspannen, hoofdpijn, hyperventilatie en pijnklachten linker been. Het iMMO noemt ook herbelevingen en nachtmerries met inslaap- en doorslaapproblemen, angst- en stemmingsklachten en cognitieve problemen (bestaande uit vergeetachtigheid en concentratieproblemen). Verder last van hoofdpijn, rugpijn en pijn in het been. Verweerder kan dan ook niet stellen dat eiser coherent heeft kunnen verklaren (reeds) omdat verweerder met de in het iMMO-rapport genoemde klachten rekening heeft gehouden.
4.3.2. Verder stelt de rechtbank met betrekking tot het onderdelenvereiste vast, dat het iMMO haar stelling dat het wetenschappelijk niet mogelijk is aan te wijzen op welke onderdelen iemand wel of niet kan verklaren, onderbouwt met uitgebreide verwijzingen naar wetenschappelijke onderzoek en artikelen over psychische problematiek, de werking van het geheugen en het vermogen te kunnen verklaren. Voorts stelt de rechtbank vast dat deze stelling van het iMMO in de door verweerder genoemde uitspraken van de Afdeling uit 2018 niet is betrokken.
23. Daarnaast is in het artikel van Kollen c.s. , welke auteurs werkzaam zijn of geweest zijn voor het iMMO, gedegen en met verwijzing naar wetenschappelijke publicaties uiteengezet dat het medisch gezien niet mogelijk is om uitspraken te doen over welke beperkingen betrekking hebben op welk deel van de verklaringen. Zie bijv. p 173
“het idee dat een medicus kan vaststellen op welke punten iemand wel of niet kan verklaren is namelijk in strijd met wat uit de medische wetenschap bekend is”. “(…) beïnvloeden psychische klachten het gehele geheugen en niet alleen enkele herinneringen. Uit onderzoek blijkt ook dat een slachtoffer zelf bepaalt wat de kern is en wat perifeer, mede afhankelijk van waar op dat moment de aandacht van een slachtoffer naar uit gaat”.En p. 172 “
de tweede aanname is gebaseerd op het idee dat de medische bevindingen van de arts los van de context staan. Bijvoorbeeld, wanneer de vreemdeling littekens of psychische klachten heeft, maar niet geloofwaardig heeft onderbouwd onder welke omstandigheden hij is mishandeld. Volgens het IP zijn klachten en context echter onlosmakelijk met elkaar verbonden”.
4.3.3 Met betrekking tot verweerders stelling ter zitting dat eisers relaas bij iMMO veel uitgebreider is, wijst de rechtbank op hetgeen op pagina 172 in het eerder genoemde artikel van Kollen c.s. staat: “
Forensische richtlijnen stellen de eis dat een medisch deskundige in de forensische medische rapportage een kritische en objectieve analyse weergeeft van zijn medische bevindingen. Hij mag de beweringen van de vreemdeling niet zonder meer accepteren. Een forensisch-medisch iMMO onderzoek behelst dan ook het vastleggen van medische bevindingen die de onderzoeker vervolgens beoordeelt ten opzichte van het gestelde geweldsrelaas. Het is van belang voor ogen te houden dat de medicus als onafhankelijk medisch deskundige onderzoek en een rapportage schrijft. De deskundige handelt in zijn hoedanigheid van BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar, voor welk handelen hij tuchtrechtelijk aansprakelijk is. Het is zijn taak en verantwoordelijkheid een eigen beoordeling te maken De verbanden die de asielzoeker legt tussen littekens, lichamelijke/psychische klachten en het geweldsrelaas worden dus niet klakkeloos overgenomen”.
4.3.4 De rechtbank overweegt verder in het kader van het iMMO- rapport als medisch steunbewijs, dat op grond van het voorgaande verweerder met het argument dat zowel de PTSS klachten als de littekens ook andere oorzaken kunnen hebben en met de verwijzing naar de ongeloofwaardig geachte aanleiding voor de mishandeling, het steunbewijs onvoldoende gemotiveerd terzijde heeft gesteld.
26. 4.3.5 4.3.5 De rechtbank is van oordeel dat in het licht van hetgeen is overwogen met betrekking tot de in het FMMU-advies genoemde klachten, het iMMO-rapport en de daarbij behorende leeswijzer in samenhang met het artikel van M. Kollen, L. Heeffer, A. Keunen en E. Kors, verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het iMMO rapport de tegenwerpingen in het besluit niet aantast en het steunbewijs terzijde kan worden geschoven.
26. 4.3.5 Daarom had het op de weg van verweerder gelegen om een medisch deskundige op het iMMO-rapport te laten reageren, maar dat is niet gebeurd. Het feit dat verweerder geen medisch deskundige heeft ingeschakeld, betekent dat hij gehouden is om nader te motiveren waarom hij eisers relaas ondanks de bevindingen in het iMMO-rapport toch ongeloofwaardig acht.
4.4. Verweerder stelt in dit verband dat eiser in ieder geval over de gestelde aanleiding voor de gevangenneming en mishandeling in Sri Lanka op hoofdlijnen zou moeten kunnen verklaren. De rechtbank is van oordeel dat, nog los van de vraag of eiser dat niet heeft gedaan, de kern van zijn relaas juist de ondergane detentie en mishandeling zelf (en niet de aanleiding) betreft.
29. Gelet op het bovenstaande is het beroep gegrond en vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. De overige gronden behoeven geen nadere bespreking.
30. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van tien weken.
31. Eiser heeft de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de kosten van het door het iMMO verrichte medische onderzoek. Het betreft een bedrag van € 3.675,- blijkens de factuur van 19 december 2019.
32. De rechtbank overweegt dat het bedrag van de kosten van een deskundige als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Bpbwordt vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken. De rechtbank stelt vast dat voor het opstellen van een iMMO-rapport in strafzaken geen speciaal tarief is bepaald. Op grond van artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken geldt dan een uurtarief van € 121,95 per uur. Gelet op de overgelegde factuur zou met het opstellen van een iMMO-rapport (€ 3.675,- : € 121,95) ongeveer 30 uur gemoeid zijn. Gelet op de werkzaamheden die gemoeid zijn met het opstellen van een iMMO-rapport, zoals dat blijkt uit de werkwijze zoals omschreven in de “Leeswijzer bij iMMO-rapportage”, komt de door eiser overgelegde factuur de rechtbank niet onredelijk voor. Nu het laten opmaken van het iMMO-rapport redelijk was en het iMMO-rapport aanleiding heeft gegeven tot gegrondverklaring van het beroep, zal de rechtbank de kosten van dit medisch onderzoek aanmerken als proceskosten in de zin van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser komt in aanmerking voor vergoeding van de kosten van zijn in de procedure ingebrachte iMMO-rapport tot een bedrag van € 3.675,-.
33. De rechtbank veroordeelt verweerder tevens in de overige door eiser gemaakte proceskosten, te weten de kosten voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). De proceskosten bedragen in totaal dus € 5.171,-.