ECLI:NL:RBDHA:2021:2418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6902
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor verhuiskosten op basis van de Participatiewet

In deze zaak heeft eiseres, een alleenstaande moeder met twee kinderen, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor verhuiskosten en inrichtingskosten van € 1.750,-. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Delft, omdat de kosten niet noodzakelijk zouden zijn en niet voortkwamen uit bijzondere omstandigheden. Eiseres had eerder een aanvraag gedaan die op 22 februari 2019 werd afgewezen, en haar bezwaar tegen deze afwijzing werd op 7 mei 2019 ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat zij plotseling moest verhuizen vanwege een agressieve buurman en een onvoorziene zwangerschap, maar de rechtbank oordeelde dat de verhuizing al geruime tijd voorzienbaar was, aangezien eiseres al lange tijd als woningzoekende was ingeschreven. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de bijstandsverlening rechtvaardigden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat verweerder de aanvraag terecht had afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. P.M. de Keuning op 18 februari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/6902

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.J. van der Have),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder

(gemachtigde: J. Pieter).

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (Pw).
Bij besluit van 7 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft verweerder bij schrijven van 2 oktober 2019 in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op het gemaakte bezwaar.
Verweerder heeft eiseres op 11 oktober 2019 meegedeeld dat op 7 mei 2019 op het bezwaar is beslist. Eiseres heeft daarop de ingebrekestelling ingetrokken en op 24 oktober 2019 beroep tegen het bestreden besluit ingesteld.
Van verweerder is een brief van 15 november 2019, met bijlagen, ontvangen, naar aanleiding van een brief van de rechtbank aan verweerder van 13 november 2019.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via skype op 11 januari 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiseres is in januari 2019 met haar twee kinderen (geboren in 2017 en 2018) vanuit
[plaats] naar [woonplaats] verhuisd.
1.2
In februari 2019 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag gedaan om bijzondere
bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten van € 1.750,- voor een vloer, meubels, verhuiskosten en behang/verf en de maandelijkse kosten van bewindvoering (hierna: de aanvraag). Zij ontvangt geen (andere) uitkering.
1.3
Er is (op enig moment) voorafgaand aan de aanvraag een bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan eiseres.
1.4
Bij het primaire besluit is de aanvraag afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat de verhuis- en inrichtingskosten niet voor verlening van bijzondere bijstand in aanmerking komen omdat de kosten in dit geval niet noodzakelijk zijn en niet voortkomen uit bijzondere omstandigheden. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt in een situatie te verkeren die een plotselinge verhuizing noodzakelijk maakte. Zij stond bovendien al lange tijd ingeschreven als woningzoekende op Woonnet Haaglanden. Daarnaast behoren de kosten van woninginrichting tot de algemene kosten van bestaan, zodat van eiseres wordt verwacht dat zij die voldoet door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dat eiseres niet voor de kosten heeft kunnen reserveren vanwege schulden is geen reden om bijzondere bijstand te verstrekken.
2. Op wat eiseres daartegen heeft aangevoerd wordt hierna ingegaan.
3. De rechtbank oordeelt als volgt.
Ontvankelijkheid beroep
3.1
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
3.2
Verweerder heeft bij schrijven van 15 november 2019 desgevraagd aan de rechtbank meegedeeld dat het bestreden besluit niet-aangetekend naar de bewindvoerder van eiseres is verzonden. Toezending aan (uitsluitend) de bewindvoerder heeft te gelden als toezending aan eiseres (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2020:618). De gemachtigde van eiseres stelt echter dat de bewindvoerder hem desgevraagd heeft verteld het bestreden besluit niet te hebben ontvangen. In dat geval is het volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2016:72) in beginsel aan het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat het niet-aangetekend verzonden stuk door de geadresseerde is ontvangen.
Namens verweerder is desgevraagd ter zitting verklaard niet (met het overleggen van een verzendadministratie) aannemelijk te kunnen maken dat het bestreden besluit daadwerkelijk naar de bewindvoerder is verzonden. De verzending van het bestreden besluit naar de bewindvoerder kan daarom niet worden aangenomen. Dat betekent dat de termijn als bedoeld in artikel 6:7 van de Awb niet is aangevangen één dag na datering van het bestreden besluit. Gesteld noch gebleken is dat eiseres eerder van het bestreden besluit kennis heeft kunnen nemen dan op 11 oktober 2019, zodat de hiervoor bedoelde termijn op dat moment is aangevangen. Het beroep is vervolgens binnen zes weken nadien en derhalve tijdig, ingediend.
Kosten bewind
4.1
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder niet op haar aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering heeft beslist, hetgeen onzorgvuldig is.
4.2
Naar aanleiding van de mededeling van verweerder in het verweerschrift en ter zitting dat (bij de besluiten van 22 februari 2019 en 12 februari 2020) bijzondere bijstand is verstrekt voor kosten van bewindvoering over 2019 en 2020, heeft de gemachtigde van eiseres de beroepsgrond die hierop ziet ter zitting ingetrokken. Deze grond zal daarom verder onbesproken blijven.
Verhuis- en inrichtingskosten
5.1
In artikel 35, eerste lid, van de Pw, is voor zover van belang bepaald dat de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand heeft voor zover de alleenstaande (ouder met zijn ten laste komende kinderen) of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
5.2
Verhuiskosten en kosten voor woninginrichting zijn incidentele algemene kosten van het bestaan, die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau dienen te worden voldaan. Ook als voor het maken van deze kosten een objectieve noodzaak bestaat kan daarvoor alleen bijzondere bijstand worden verleend als sprake is van bijzondere omstandigheden en de kosten niet uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Of iemand voor de kosten heeft kunnen reserveren of de kosten via gespreide betaling achteraf kan voldoen, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2019:3157).
5.3
Eiseres heeft aangevoerd dat in haar geval sprake is van bijzondere omstandigheden omdat sprake is van een noodzakelijke verhuizing. Daartoe heeft zij gesteld dat zij plotseling moest verhuizen vanwege een agressieve buurman en onvoorziene zwangerschap, waardoor haar woning te klein werd. De verhuizing was niet (tijdig) te voorzien zodat zij niet kon reserveren.
5.4
Deze beroepsgrond slaagt niet. Daarbij is van belang dat eiseres al jarenlang aanspraak probeerde te maken op een andere, passende woning en wekelijks reageerde op het woningaanbod. In het bij het beroepschrift gevoegde stuk dat (in 2018) door eiseres is opgesteld, heeft zij onder meer vermeld dat zij al vijf jaar is ingeschreven als woningzoekende. De verhuizing van eiseres was daarmee geruime tijd voorzienbaar. Overigens heeft eiseres wisselend verklaard over de reden voor verhuizing door in voornoemde verklaring uit 2018 te melden dat zij in verband met oppas dichter bij haar ouders in Zoetermeer wil wonen, terwijl in het aanvraagformulier voor de aanvraag onder meer is vermeld dat eiseres dichter bij de in Delft woonachtige vader van haar kinderen wil wonen. Verder kan (onvoorziene) gezinsuitbreiding niet als bijzondere omstandigheid in voormelde zin worden aangemerkt. Verweerder heeft dan ook terecht de aanvraag afgewezen reeds omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die bijstandsverlening voor deze kosten rechtvaardigen.
5.5
Eiseres heeft verder aangevoerd dat zij niet kon reserveren voor deze kosten vanwege schulden. Zij zit in de schuldsanering.
5.6
Dit leidt niet tot een ander oordeel. Eiseres heeft haar stellingen op dit punt niet onderbouwd. Ter zitting kon desgevraagd door de gemachtigde van eiseres niet worden meegedeeld vanaf wanneer de goederen van eiseres onder bewind zijn gesteld en vanaf wanneer eiseres in de schuldsanering zit, zodat niet is komen vast te staan dat zij in de periode daaraan voorafgaand niet heeft kunnen reserveren dan wel de bewindvoerder niet heeft kunnen vragen tijdig te reserveren. Omdat het gaat om een aanvraagsituatie, ligt het op de weg van eiseres om over deze feiten duidelijkheid te verschaffen. Bovendien kan het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen niet op de bijstand worden afgewenteld en vormt dit geen reden voor verlening van bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Pw (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2017:1252).
6. Geconcludeerd wordt dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. E.L. Denters, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.