In deze zaak heeft eiser op 6 september 2019 een asielaanvraag ingediend. Na het uitblijven van een beslissing heeft eiser op 14 april 2020 beroep ingesteld. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 10 november 2020 de aanvraag ingewilligd, maar geen bestuurlijke dwangsom toegekend. Eiser heeft de rechtbank op 23 november 2020 geïnformeerd dat er geen beslissing was genomen over de verschuldigde dwangsom. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in gebreke was, omdat de wettelijke beslistermijn van zes maanden op 6 maart 2020 was verstreken. Eiser heeft verweerder op 26 maart 2020 in gebreke gesteld, maar verweerder kon vanwege een overmachtssituatie van 16 maart tot 16 mei 2020 niet beslissen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bestuurlijke dwangsom vanaf 16 mei 2020 is gaan lopen en dat verweerder het maximale bedrag van € 1.442,- heeft verbeurd. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het de dwangsom betreft en zelf de hoogte van de dwangsom vastgesteld. Eiser heeft recht op proceskostenvergoeding van € 267,-. De rechtbank heeft het beroep voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.