ECLI:NL:RBDHA:2021:3499

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
NL20.16136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van de dwangsom in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de hoogte van een dwangsom die aan eiser is opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A. Krikke, had een asielaanvraag ingediend die op 4 augustus 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd. Eiser stelde echter dat de toegekende dwangsom te laag was en dat verweerder geen overmacht had kunnen inroepen voor de periode waarin niet tijdig op zijn aanvraag was beslist. De rechtbank oordeelde dat er inderdaad sprake was van een overmachtssituatie van 16 maart 2020 tot 16 mei 2020, maar dat verweerder vanaf 10 maart 2020 een dwangsom verbeurde. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder een dwangsom van € 1.442,- verschuldigd was, omdat er meer dan 42 dagen waren verstreken zonder een besluit. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het de hoogte van de dwangsom betreft en zelf in de zaak voorzien. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 267,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan geraadpleegd worden via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.16136
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.A. Krikke), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
2. Eiser heeft op 21 augustus 2019 een asielaanvraag ingediend. Op 24 februari 2020 heeft eiser verweerder ingebreke gesteld. Vervolgens heeft eiser op 11 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft op 24 juli 2020 dit beroep gegrond verklaard (NL20.6451). In die uitspraak heeft de rechtbank verweerder opgedragen om binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken na het eerste gehoor een besluit op de aanvraag bekend te maken, in ieder geval binnen zestien weken na deze uitspraak. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder aan eiser een dwangsom van
€ 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de vastgestelde termijn overschrijdt, met een
maximum van € 7.500,-.
3. Op 4 augustus 2020 heeft verweerder de aanvraag van eiser ingewilligd. Verweerder meent dat hij over de periode van 16 maart 2020 (de datum waarop de maatregelen vanwege het coronavirus van kracht werden) tot 20 juli 2020, door overmacht
niet in staat was te beslissen. Volgens verweerder is hij over de periode 10 maart 2020 tot en met 15 maart 2020 en de periode 20 juli 2020 tot en met 4 augustus 2020 een dwangsom verschuldigd. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat hij aan eiser een bestuurlijke dwangsom van € 602,- is verschuldigd.
4. Eiser stelt gemotiveerd dat er voor verweerder geen sprake was van een overmacht situatie en dat verweerder een te lage bestuurlijke dwangsom heeft toegekend.
5. Uit uitspraken van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 3 juli 20201 en van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 december 20202 volgt dat vanaf 16 maart 2020 tot 16 mei 2020 sprake was van een overmachtssituatie en dat verweerder in die periode niet kon beslissen op het asielverzoek omdat het niet mogelijk was vreemdelingen te horen. Dat betekent dat slechts voor de periode van 16 maart 2020 tot 16 mei 2020 verweerder geen dwangsommen voor het niet tijdig beslissen verbeurt. Voor deze zaak betekent dat het volgende. Eiser heeft verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld op 24 februari 2020. Op grond van artikel 4:17 van de Awb verbeurt verweerder vanaf 10 maart 2020 een dwangsom. Omdat tot de datum van de bestreden besluiten – afgezien van de periode van 16 maart 2020 tot 16 mei 2020 – meer dan 42 dagen zijn verstreken, heeft verweerder, met toepassing van artikel 8:55c en artikel 4:17 van de Awb, het maximale bedrag van € 1.442,- verbeurd.
6. Het beroep is dan ook gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor zover dit ziet op de hoogte van de toegekende dwangsom. De rechtbank voorziet zelf in de zaak en stelt de hoogte van de dwangsom vast op € 1.442,-. Verweerder hoeft dus geen nieuw besluit te nemen.
7. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard bestaat aanleiding verweerder in de proceskosten te veroordelen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de hoogte van de dwangsom wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 267,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de hoogte van de verbeurde dwangsom;
  • stelt de hoogte van de door verweerder verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat is vernietigd;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 267,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van H. Achrak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
09 maart 2021
en zal worden openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. G.P. Loman H. Achrak
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u
dit in uw verzetschrift aangeven.