ECLI:NL:RBDHA:2021:3830
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak op beroep tegen niet tijdig beslissen in asielaanvraag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een asielzoekster, hierna aangeduid als opposante, tegen een eerdere uitspraak van 3 september 2020 waarin haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. Opposante had op 14 augustus 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling die opposante had ingediend niet voldeed aan de vereisten, omdat deze niet voldoende duidelijk maakte op welke aanvraag deze betrekking had. Opposante heeft echter verzet aangetekend, stellende dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voldoende op de hoogte was van haar aanvraag, onder andere omdat het zaaknummer in de ontvangstbevestiging van de ingebrekestelling was vermeld.
De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de omstandigheden van de zaak en de eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeerde dat, hoewel het in het algemeen te veel eigen invulling van de verweerder vraagt om een ingebrekestelling zonder zaaknummer te herleiden, er in dit specifieke geval bijzondere omstandigheden waren die de rechtbank deden twijfelen aan de juistheid van de eerdere uitspraak. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris niet had aangetoond dat er sprake was van ambtelijke misslagen in vergelijkbare gevallen, en dat de ingebrekestelling van opposante voldoende duidelijk was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek in de zaak werd hervat. De rechtbank veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van opposante tot een bedrag van € 262,50. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.