ECLI:NL:RBDHA:2021:5335
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F.A. van den Berg, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 14 december 2020, hield in dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Tijdens de zitting op 20 januari 2021 is de eiser niet verschenen, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. J.H.M. Post.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat Nederland een verzoek om terugname bij Italië heeft ingediend, waarop Italië niet tijdig heeft gereageerd. Hierdoor staat de verantwoordelijkheid van Italië vast. De rechtbank heeft ook het interstatelijk vertrouwensbeginsel in acht genomen, wat inhoudt dat er van mag worden uitgegaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt, tenzij de eiser kan aantonen dat dit niet het geval is. De eiser is er echter niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat er bij terugkeer naar Italië sprake zal zijn van een schending van artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de COVID-19 pandemie geen belemmering vormt voor de overdracht aan Italië, en dat de asielaanvraag van de eiser ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.