ECLI:NL:RBDHA:2021:6063
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster tegen de sluiting van haar woning. De burgemeester van Zoetermeer had op 12 mei 2021 besloten de woning voor drie maanden te sluiten, nadat op 10 maart 2021 bij een politieactie in de woning een aanzienlijke hoeveelheid drugs en wapens was aangetroffen. De verzoekster, die de enige huurder van de woning is, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 4 juni 2021, die via een Skype-verbinding plaatsvond, heeft de verzoekster betoogd dat er geen spoedeisend belang was bij de sluiting van de woning, aangezien de overtredingen al sinds 10 maart 2021 waren geëindigd. Ook stelde zij dat de burgemeester onvoldoende onderzoek had gedaan naar de omstandigheden van de zaak. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de burgemeester op basis van de aangetroffen hoeveelheid drugs en wapens bevoegd was om de woning te sluiten, en dat de sluiting noodzakelijk was voor de bescherming van de openbare orde.
De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat de verzoekster, als bewoner van de woning, redelijkerwijs op de hoogte had moeten zijn van de aanwezigheid van de drugs en wapens. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de sluiting van de woning evenredig was en de burgemeester alle relevante omstandigheden had betrokken bij zijn besluit. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.