ECLI:NL:RBDHA:2021:906
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Voorlopig getuigenverhoor in de zaak van verzoekers tegen de Staat der Nederlanden
In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 17 februari 2021, wordt het verzoek van verzoekers om getuigen te horen in een voorlopig getuigenverhoor behandeld. Verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.G.J.A. Knoops, hebben de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid), vertegenwoordigd door advocaat mr. C.M. Bitter, aangeklaagd. De zaak betreft een eerder door de rechtbank vastgestelde procedure waarin verzoekers getuigen willen horen over de rol van de Nederlandse autoriteiten in hun strafvervolging in Thailand. De rechter-commissaris heeft eerder al toestemming gegeven voor het horen van verzoekers zelf als getuigen. In deze beschikking wordt verder ingegaan op de verzoeken van verzoekers om verschillende getuigen te horen, waaronder [A], [B], [C] en [D]. De rechter-commissaris oordeelt dat de verzoeken om deze getuigen te horen, voor zover zij binnen het vastgestelde bewijsthema vallen, toewijsbaar zijn. De Staat heeft zich tegen sommige verzoeken verzet, maar de rechter-commissaris oordeelt dat de getuigen relevante informatie kunnen verschaffen die van belang is voor de waarheidsvinding. De beschikking eindigt met de beslissing dat de genoemde getuigen op een nader te bepalen moment zullen worden gehoord, en dat partijen hun verhinderdata moeten doorgeven voor de planning van de verhoren.