ECLI:NL:RBDHA:2022:10132
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en bewijsvoering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat hij bij overdracht aan Italië een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling, in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank heeft de zaak op 23 september 2022 behandeld. Eiser heeft zijn asielaanvraag in Nederland ingediend op 18 december 2021, maar Eurodac heeft aangetoond dat hij op 19 november 2021 illegaal via Italië de EU is binnengekomen. De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris de asielaanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen, omdat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Italië een reëel risico loopt op een met het EVRM en het Handvest strijdige behandeling.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. Eiser heeft geen concrete aanwijzingen aangedragen die erop wijzen dat Italië zijn verplichtingen niet nakomt. De rechtbank wijst erop dat de door eiser aangevoerde argumenten en rapporten niet voldoende zijn om aan te tonen dat er sprake is van systematische gebreken in het Italiaanse asielsysteem. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.