ECLI:NL:RVS:2022:376
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 8 februari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. H. Meijerink, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 21 januari 2022 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 november 2021 had besloten hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdelingen stelden in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moesten worden. De Raad verwees naar eerdere uitspraken waarin vergelijkbare rechtsvragen waren behandeld, en concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. J. Verbeek. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 8 februari 2022.