Overwegingen
1. Eiseres is van Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2006.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij is bekeerd tot het christendom. De ouders van eiseres hebben mede namens eiseres eerder een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is op 13 oktober 2017 afgewezen en het beroep hiertegen is ongegrond verklaard. Het hoger beroep is gegrond verklaard en de zaak is teruggewezen naar de rechtbank.1 De rechtbank heeft het beroep op 31 december 2020 ongegrond verklaard. In beroep is destijds aangevoerd dat eiseres ook is bekeerd tot het christendom. Dit asielmotief van eiseres is toen niet inhoudelijk beoordeeld.
1. Op grond van artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Bekering tot het christendom.
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. De bekering tot het christendom vindt verweerder niet geloofwaardig. Verweerder heeft de aanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond.2
5. Bij het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de bekering van eiseres heeft verweerder Werkinstructie 2019/18 toegepast. Verweerder richt zich hierbij op drie elementen, namelijk (1) de motieven voor en het proces van bekering, (2) de kennis van het nieuwe geloof en (3) de activiteiten die een persoon onderneemt binnen de nieuwe geloofsovertuiging en het effect van de veranderingen. De verklaringen van de vreemdeling over de drie elementen moeten steeds worden bezien in hun onderlinge samenhang, maar ook in het licht van de overige omstandigheden, zoals de overige verklaringen van een vreemdeling en de door hem verstrekte gegevens in eventuele eerdere procedures. Verweerder maakt daarbij een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, waarin alle informatie uit het dossier wordt betrokken en waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de vreemdeling.
6. Als verweerder doorslaggevend gewicht toekent aan de ontoereikende verklaringen van een vreemdeling over element 1, dan moet hij kenbaar motiveren wat hij vindt van de verklaringen over element 2 en 3. Hierbij moet verweerder uitleggen waarom deze verklaringen de ontoereikende verklaringen over element 1 niet kunnen compenseren. Verder moet verweerder kenbaar motiveren hoe overgelegde verklaringen van derden zijn gewogen in het licht van de door de vreemdeling tegenover hem afgelegde en ongeloofwaardig geachte verklaringen over de gestelde bekering. Zo zal inzichtelijk en voor de bestuursrechter beter toetsbaar worden welk gewicht aan verklaringen van derden is toegekend.3
Betekenis van het relaas van de ouders voor het relaas van eiseres
7. Eiseres vindt dat verweerder ten onrechte in haar nadeel meeweegt dat de bekering van haar ouders ongeloofwaardig is bevonden. Zij ging, zoals ook door verweerder niet wordt betwist, met haar ouders naar de kerk. Verder heeft het relaas van eiseres over haar bekering weinig raakvlakken met dat van haar ouders. Daarnaast heeft verweerder niet inzichtelijk gemotiveerd welk gewicht wordt toegekend aan het feit dat het relaas van de ouders ongeloofwaardig is bevonden.
8. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder bij de beoordeling betrekken dat de bekering van de ouders van eiseres ongeloofwaardig is bevonden. Uit wat is overwogen onder 5 volgt dat verweerder een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling maakt waarin rekening wordt gehouden met alle persoonlijke omstandigheden en de achtergrond van de vreemdeling. Eiseres maakt als minderjarige onderdeel uit van het gezin
2 Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 ) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw.
van haar ouders en is afhankelijk van haar ouders. Zij bezocht samen met haar ouders de kerk en is via haar ouders in aanraking gekomen met het christendom. Dat eiseres heeft verklaard over haar zelfstandige motieven om zich te bekeren betekent niet dat de gestelde bekering van haar ouders niet relevant is voor de beoordeling van de bekering van eiseres en niet bij de beoordeling mocht worden betrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
Motieven en proces van bekering
9. Eiseres vindt dat verweerder ten onrechte, vanwege haar verklaring dat zij een bewuste keuze heeft gemaakt voor het christendom, van haar verwacht dat zij meer overtuigend kan verklaren over haar gedachten, twijfels en overwegingen. Eiseres wijst erop dat zij op tien/elfjarige leeftijd is gaan geloven en nu als vijftienjarige terugkijkt op het proces dat zij als jonger kind heeft doorgemaakt. De lat voor het aannemelijk maken van haar geloofsovertuiging moet daarom minder hoog worden gelegd dan bij personen die op volwassen leeftijd zijn bekeerd.4 Eiseres vindt dat verweerder in het bestreden besluit nu onvoldoende bij haar referentiekader en leeftijd heeft aangesloten en haar relaas te veel als dat van een volwassene heeft beoordeeld. Zo gaat verweerder er ten onrechte vanuit dat eiseres een actief en bewust proces van geloofsverandering heeft doorlopen, terwijl dit uit haar verklaringen niet blijkt. Het is een stereotiep uitgangspunt dat ook bij een organisch bekeringsproces er altijd belangrijke gebeurtenissen of keuzemomenten plaatsvinden die kenmerkend zijn voor het bekeringsproces. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte haar verklaringen over haar beleving van de islam als oppervlakkig aanmerkt. Voorts vindt eiseres het innerlijk tegenstrijdig dat verweerder overweegt dat zij in de kindergroep overtuigd raakte van Jezus, maar dat dit niet van een uit haar zelf komende oprechtheid getuigt. Verder werpt verweerder ten onrechte tegen dat eiseres zich de datum van haar doop niet herinnert. Eiseres ziet het verband tussen het zich herinneren van de datum en de oprechtheid van haar doop niet. Daarbij was zij destijds slechts twaalf jaar oud. Ook werpt verweerder ten onrechte tegen dat zij niet heeft verklaard over hoe zij door de doop is veranderd, terwijl eiseres heeft verklaard dat zij door de doop niet is veranderd. De veranderingen vonden al vóór de doop plaats. Verder heeft verweerder de correcties en aanvullingen niet kenbaar bij de beoordeling betrokken.
10. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder als uitgangspunt bij de beoordeling nemen dat van eiseres verwacht mag worden dat zij toereikende verklaringen kan afleggen over de motieven voor en het proces van bekering. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiseres stelt, zoals zij ter zitting ook heeft bevestigd, dat zij een zelfstandige en bewuste keuze heeft gemaakt voor het christendom.
11. De rechtbank overweegt dat eiseres een vijftienjarige is die terugkijkt op een gesteld bekeringsproces dat vanaf haar tiende/elfde levensjaar heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft met deze omstandigheid rekening gehouden in de besluitvorming door niet te verwachten dat eiseres tot in de kleinste details en op poëtische wijze de motieven en het proces van haar bekering kan beschrijven. Verweerder mocht echter wel verwachten van eiseres dat zij enigszins inzicht geeft in haar motieven en het proces dat daartoe geleid heeft. Verweerder heeft hiermee naar het oordeel van de rechtbank in de beoordeling voldoende rekening gehouden met de leeftijd en het referentiekader van eiseres.
12. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder de verklaringen van eiseres over haar motieven en het proces van bekering te oppervlakkig vinden en zich op het
standpunt stellen dat hier geen diepgewortelde innerlijke overtuiging uit blijkt. In haar verklaringen heeft eiseres uitgelegd dat zij zich in de Islam niet thuis voelde en een aantal traumatische ervaringen heeft beleefd die zij aan de Islam koppelt. In Nederland is zij in aanraking gekomen met het christendom. Eiseres bezocht de kinderruimte in de kerk en vond het daar leuk en voelde zich rustig. Eiseres ging zich hierdoor verdiepen in het christendom. Zij bleef naar de kerk gaan en keek filmpjes over het christendom. Ook vond eiseres de wonderen van Christus boeiend. Verweerder mocht zich op het standpunt stellen dat uit de omstandigheid dat eiseres via haar ouders over het christendom leerde, veel in een christelijke omgeving verkeerde en zich daar prettig voelde niet volgt dat sprake is van een oprechte bekering en een diepgewortelde overtuiging. Deze verklaringen zien namelijk vooral op de situatie waarin eiseres verkeerde, maar hieruit blijkt onvoldoende een persoonlijk motief waarom eiseres uiteindelijk zelf het christendom heeft omarmd.
13. Verweerder gaat er niet ten onrechte vanuit dat ook in een organisch bekeringsproces belangrijke keuzemomenten of gebeurtenissen plaatsvinden. Eiseres heeft bijvoorbeeld verklaard dat zij twee jaar nadat zij bekeerd is ervoor heeft gekozen om zich te laten dopen. Eiseres verklaart dat zij dit vooral voor de buitenwereld deed, uit respect voor de bijbel en om de ‘oude [naam] ’ achter zich te laten. Niet ten onrechte stelt verweerder zich op het standpunt dat uit de verklaringen van eiseres niet blijkt dat zij hierbij vanuit een oprechte overtuiging in het christelijk geloof voor de doop heeft gekozen. Eiseres heeft verder verklaard dat zij in het proces van haar bekering door het geloof veranderd is. Eiseres stelt dat zij sinds haar bekering niet meer jaloers is en lief wil zijn voor anderen en ze wil helpen. Zij kan echter, zoals verweerder niet ten onrechte heeft overwogen, nauwelijks toelichten welke rol haar gestelde bekering heeft gespeeld bij deze veranderingen. Ook mocht verweerder meewegen dat de verklaringen over het moment waarop eiseres bekeerd is tegenstrijdig zijn aan de verklaringen van de ouders over het moment waarop eiseres bekeerd is. Verweerder mocht het hierbij opvallend vinden dat eiseres haar bekering niet met haar ouders heeft gedeeld, terwijl zij wel met haar ouders naar de kerk ging. Verweerder is niet op alle correcties en aanvullingen expliciet ingegaan, maar uit de besluitvorming volgt dat verweerder de correcties en aanvullingen wel bij de beoordeling heeft betrokken.5
14. Verweerder mocht zich gelet op het voorgaande op het standpunt stellen dat eiseres in haar verklaringen onvoldoende inzicht geeft in haar motieven en het proces van bekering en niet heeft laten zien waar haar diepgewortelde overtuiging op gebaseerd is.
Kennis van het nieuwe geloof
15. Eiseres vindt dat verweerder niet mocht tegenwerpen dat zij slechts basale kennis heeft van het geloof en dit niet kan compenseren voor haar verklaringen over haar motieven en het proces van bekering. Verweerder heeft hier tijdens het gehoor nauwelijks vragen over gesteld, zodat verweerder op dit onderdeel niet tot een gewogen oordeel kan komen. Ook vindt zij dat zij het verhaal over de overspelige vrouw aan haar persoonlijke ervaringen en haar zondebesef heeft gelinkt.
16. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft tegengeworpen dat de kennis van eiseres over het christendom niet kan compenseren voor de ontoereikende verklaringen van eiseres over de motieven en het proces van bekering. Uit de verklaringen over het element kennis blijkt dat eiseres kennis heeft van het christendom en een aantal
5 Zie bijvoorbeeld pagina 4 voornemen
Bijbelverhalen kent. Dit heeft verweerder echter op zichzelf onvoldoende mogen vinden om te compenseren voor de ontoereikende verklaringen van eiseres over haar motieven en het proces van bekering. Verweerder heeft eiseres bijvoorbeeld een aantal vragen gesteld over wat zij bij haar Bijbelstudie heeft geleerd. Als eiseres wordt gevraagd waarom zij de verhalen interessant vindt of wat voor betekenis de verhalen hebben, dan kan zij dit zoals verweerder niet ten onrechte heeft overwogen onvoldoende persoonlijk en slechts in algemene termen duiden. Zij geeft dan aan dat ze de verhalen leuk vindt of dat het haar gewoon aantrok.6 In haar verklaringen over het verhaal van de overspelige vrouw geeft eiseres aan dat ze het mooi vindt omdat hieruit blijkt wat voor hart Christus heeft. Eiseres verklaart op een ander moment in het gehoor over zondebesef en verbindt dit in het gehoor niet zelf aan het verhaal over de overspelige vrouw. De rechtbank volgt daarom niet het standpunt dat eiseres dit verhaal in verband heeft gebracht met haar persoonlijke ervaringen.
Activiteiten en effect van de veranderingen
17. Eiseres voert aan dat verweerder niet kon tegenwerpen dat uit haar bezoeken aan christelijke zomerkampen en Bijbelstudie niet blijkt dat dit wordt ingegeven door een oprechte christelijke overtuiging. Verweerder heeft nauwelijks naar haar drijfveren voor deze activiteiten gevraagd. Verder is het zonder nadere toelichting onduidelijk waarom eiseres van haar tiende tot vijftiende consequent naar Bijbelstudie zou gaan als het haar niet interesseerde.
18. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank mogen concluderen dat de verklaringen van eiseres over haar activiteiten binnen het christelijke geloof geen compensatie kunnen vormen voor de als onvoldoende beoordeelde verklaringen over de motieven en het proces van haar bekering. Eiseres heeft door middel van haar verklaringen niet inzichtelijk gemaakt dat deze activiteiten worden ingegeven door een innerlijke overtuiging. De rechtbank volgt niet het standpunt dat verweerder eiseres hierover onvoldoende heeft bevraagd. Verweerder heeft eiseres bijvoorbeeld expliciet gevraagd wat zij leuk vindt aan Bijbelstudie en waarom het voor haar belangrijk is. Eiseres verklaart dan enkel dat zij het leuk en interessant vindt om over de Bijbel te praten en dat het haar een goed gevoel geeft.7
19. Eiseres vindt dat verweerder verklaringen van derden onvoldoende inzichtelijk bij de beoordeling heeft betrokken. Verweerder is ten onrechte niet ingegaan op het rapport van Stichting Gave van 24 oktober 2019 en de brief van [A] . Dit is in strijd met de WI 2019/18 en rechtspraak van de Afdeling.8 Verder legt eiseres in beroep een rapport over van Stichting Gave waarin het bestreden besluit wordt getoetst, het artikel ‘Freedom of religion or belief of minors’ en het rapport ‘Afvalligheid en bekering – Aandachtspunten voor de asielbeoordeling van christenen met een achtergrond in een andere godsdienst of levensovertuiging’. Dit biedt volgens eiseres nieuwe inzichten op de te volgen beoordelingswijze. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat deze rapporten dienen ter ondersteuning van het standpunt dat verweerder de bekering van een minderjarige op een andere wijze moet toetsen dan de bekering van een volwassene.
6 Zie pagina pagina 18, pagina 19, pagina 24, pagina 25, pagina 27 gehoor opvolgende aanvraag (GOA)
20. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiseres is om door middel van haar eigen verklaringen de gestelde bekering aannemelijk te maken. Verklaringen van personen en organisaties kunnen hierbij dienen ter staving van het relaas van eiseres. Verweerder dient hierbij kenbaar te motiveren waarom een ter onderbouwing van een gestelde geloofsovertuiging overgelegde verklaring van een derde geen nieuwe inzichten biedt, dan wel niet van toegevoegde waarde is. Verweerder heeft toegelicht dat de verklaringen van eiseres bij Stichting Gave in grote lijnen overeenstemmen met de verklaringen tijdens het nader gehoor. De in het rapport van 24 oktober 2019 opgenomen informatie is daarmee meegenomen bij de beoordeling en biedt daarom geen nieuw inzicht in de verklaringen van eiseres. De brief van [A] ziet op activiteiten die verweerder in de beoordeling heeft betrokken. Hiervoor is al overwogen dat verweerder de minderjarigheid van eiseres voldoende bij de beoordeling heeft betrokken. Weliswaar is verweerder niet heel diepgaand op alle verklaringen afzonderlijk ingegaan, maar de rechtbank is van oordeel dat verweerder deze verklaringen onvoldoende compenserend heeft kunnen achten, gelet ook op de eigen verklaringen van eiseres die verweerder niet ten onrechte niet geloofwaardig heeft bevonden.
Afvalligheid en problemen met de buurman
21. Eiseres vindt dat verweerder als zelfstandig element haar (toegedichte) afvalligheid had moeten beoordelen. Verweerder stelt ten onrechte dat eiseres als niet praktiserend moslima moet worden aangemerkt en daarom bij terugkeer geen risico loopt. De wijze waarop verweerder de (toegedichte) afvalligheid van eiseres heeft onderzocht voldoet niet aan de maatstaf neergelegd in de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022.9 Ook heeft eiseres in beroep aangevoerd dat verweerder de traumatische ervaringen met haar buurman en de daaruit voortvloeiende angst bij terugkeer als zelfstandig asielmotief had moeten beoordelen.
22. De uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022 ziet op de situatie dat de afvalligheid een zelfstandig asielmotief is. Dit betekent dat het afstand nemen van de eerdere geloofsovertuiging gelet op de verklaringen en het tijdvak waarin de gebeurtenissen plaatsvonden een duidelijk te onderscheiden fase is van een eventuele gestelde bekering tot een andere geloofsovertuiging. Uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij zich direct vanuit de Islam tot het christendom heeft bekeerd. Zo verklaart eiseres op de vraag of ze een periode zonder geloof heeft geleefd of dat zij zich in één keer vanuit de islam tot het christendom heeft bekeerd.10 Uit de verklaringen van eiseres komt niet het beeld naar voren dat er een duidelijk te onderscheiden fase is waarin eiseres zich al had afgekeerd van de Islam voordat zij zich bekeerde tot het christendom. De uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022 is daarom in dit geval naar het oordeel van de rechtbank niet van toepassing. Verweerder hoefde naar het oordeel van de rechtbank in het asielrelaas van eiseres geen aanleiding te zien om afvalligheid als zelfstandig asielmotief te beoordelen.
23. Ook de problemen met de buurman hoefde verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet als zelfstandig asielmotief te beoordelen. Verweerder heeft ter zitting voldoende gemotiveerd gesteld dat uit de verklaringen van eiseres niet blijkt dat zij vele jaren later nog steeds van haar buurman in Iran te vrezen heeft en dat zij zich zo nodig hiervoor niet tot de Iraanse autoriteiten kan wenden.
24. Eiseres verwijst naar wat in de beroepsgronden van haar moeder is overwogen over vluchtelingschap. De rechtbank verwijst voor een beoordeling hiervan naar de uitspraak in de zaak van de moeder (NL 21.19594).
25. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.