ECLI:NL:RBDHA:2022:13718
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en indirect refoulement in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Somalische nationaliteit bezittende man, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat overdracht aan Frankrijk zou leiden tot indirect refoulement, omdat hij in Frankrijk geen internationale bescherming zou krijgen, terwijl hij in Nederland in beginsel wel bescherming zou ontvangen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 december 2022, waarbij zowel eiser als de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank overweegt dat de bewijslast voor het aantonen van een reëel risico op indirect refoulement bij de eiser ligt. Eiser heeft een uitspraak van een Franse rechtbank overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat deze onvoldoende is om aan te tonen dat er een evident en fundamenteel verschil bestaat tussen het beschermingsbeleid van Nederland en dat van Frankrijk. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op indirect refoulement.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.