ECLI:NL:RBDHA:2022:14046

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
MB VERZ 22-2083
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsingsbevoegdheid van de kantonrechter bij verkeersboetes en de rol van de officier van justitie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het negeren van een rood verkeerslicht op 11 mei 2021. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat de verkeersboete ten onrechte was opgelegd, omdat de verbalisant niet goed had onderbouwd waarom de betrokkene niet was staande gehouden. De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelde voor om het beroep gegrond te verklaren en de boete te vernietigen, maar de kantonrechter oordeelde dat hij een eigen beoordeling van de zaak moest maken, ongeacht de standpunten van de partijen. De kantonrechter benadrukte dat hij volledige toetsingsbevoegdheid heeft op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Hij concludeerde dat er geen reële mogelijkheid was tot staande houding van de bestuurder, en dat de verkeersboete terecht aan de kentekenhouder was opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de kantonrechter volgde niet het voorstel van de vertegenwoordiger om de boete te vernietigen. De uitspraak benadrukt de onafhankelijkheid van de kantonrechter en zijn bevoegdheid om af te wijken van de standpunten van de officier van justitie en de gemachtigde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer team straf: 9893283 MB VERZ 22-2083
Uitspraakdatum : 22 december 2022
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[appellant]
[adres]
hierna: betrokkene
gemachtigde: mr. J. Houweling (Verkeersboete.nl)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: verkeersboete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 december 2022. De gemachtigde en de vertegenwoordiger van de officier van justitie (hierna: vertegenwoordiger) zijn verschenen.

Overwegingen

Aan betrokkene wordt het verwijt gemaakt dat op 11 mei 2021 met het voertuig met [kenteken] op de Fruitweg te ’s-Gravenhage niet is gestopt voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht, terwijl betrokkene op dat moment de kentekenhouder van genoemd voertuig was.
Aan betrokkene is een verkeersboete opgelegd van € 259,00, inclusief administratiekosten.
De gemachtigde heeft namens betrokkene beroep ingesteld en heeft in het beroepschrift aangevoerd dat betrokkene ten onrechte niet is staande gehouden. De verbalisant heeft niet goed onderbouwd waarom staande houding niet mogelijk was. De mededeling dat men bezig was met een “statische controle” is niet voldoende. Daarom is artikel 5 van de Wahv geschonden.
Ter zitting heeft de gemachtigde hieraan toegevoegd dat de mededeling dat staande houden afbreuk zou doen aan de controle onvoldoende is.
De vertegenwoordiger heeft voorgesteld het beroep gegrond te verklaren en de verkeersboete te vernietigen. Zij is het eens met de gemachtigde dat de verklaring van de verbalisant te summier is.
De kantonrechter heeft op basis van de standpunten van partijen ter zitting besproken in hoeverre hij nog ruimte heeft om eventueel een ander oordeel te vellen. Hierover bestaat in de praktijk discussie. De gemachtigde geeft aan dat de vertegenwoordiger de verkeersboete wil intrekken en er kennelijk geen heil in ziet de zaak door te zetten. Volgens de gemachtigde is de kantonrechter verplicht het voorstel van de vertegenwoordiger te volgen. De vertegenwoordiger geeft hierop aan dat zij de kantonrechter slechts in overweging heeft gegeven om het beroep gegrond te verklaren. Zij trekt de verkeersboete niet in.
De kantonrechter heeft vervolgens op grond van de navolgende overwegingen een beslissing genomen.
Volledige toetsingsbevoegdheid van de kantonrechter
De kantonrechter ziet zich in deze zaak gesteld voor de situatie waarin de vertegenwoordiger een standpunt heeft ingenomen dat in de kern overeenkomt met wat de gemachtigde met het kantonberoep beoogt te bereiken, namelijk: vernietiging van de verkeersboete. Toch mag de kantonrechter een eigen beoordeling van de zaak maken. De wetgever heeft met de Wahv namelijk een volledige toetsingsbevoegdheid aan de kantonrechter toegekend. [1] Dit brengt mee dat de kantonrechter mag afwijken van een mondeling standpunt van een vertegenwoordiger, ingenomen ter zitting, indien hij dat standpunt onjuist acht, ook als dat standpunt overeenkomt met de visie van een betrokkene of diens gemachtigde. In het verlengde hiervan staat het de kantonrechter vrij om het beroep – in weerwil van wat partijen vinden – ongegrond te verklaren indien hij van oordeel is dat de verkeersboete gehandhaafd moet blijven. [2] Dit alles is slechts anders, indien voorafgaand aan of tijdens de zitting met een nieuw schriftelijk besluit kenbaar is gemaakt dat de officier van justitie de verkeersboete heeft ingetrokken of zal intrekken. In die situatie geldt artikel 6:19 van de Awb en mag de kantonrechter nog slechts beoordelen of een betrokkene belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep (zie het zesde lid van die bepaling). Bij het ontbreken van een dergelijk belang moet niet-ontvankelijkverklaring van het beroep volgen. [3]
De kantonrechter is ambtshalve bekend met het ter zitting besproken arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 augustus 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7258. Dit arrest brengt de kantonrechter niet op andere gedachten. In dit arrest heeft het gerechtshof bovengenoemd artikel 6:19, zesde lid, van de Awb toegepast op de situatie waarin een vertegenwoordiger mondeling had voorgesteld het beroep gegrond te verklaren en had medegedeeld dat de verkeersboete wordt vernietigd. Op een dergelijke situatie is die bepaling evenwel niet van toepassing, reeds omdat een mondelinge mededeling geen schriftelijk besluit is in de zin van de Awb. Gelet hierop en op wat hierboven over de volledige toetsingsbevoegdheid is overwogen, zal de kantonrechter het arrest van 19 augustus 2022 en de daarin weergegeven lijn niet volgen.
Inhoudelijk over de zaak
In het zaakoverzicht staat de verklaring van de verbalisant, die de belofte heeft afgelegd. Die verklaring houdt onder meer het volgende in:
“Ik, verbalisant, zag bestuurder reed baan 2 voor rechtsaf na de verkeerslicht naar baan 1 rechtdoor gereden. Overtreden artikel 62 jo. 68 lid 1 suc C RVV 1990. (…)
Reden geen staandehouding: Geen staandehouding omdat statische controle was op het kenteken geschreven. (…)”
In het aanvullend proces-verbaal van 19 september 2021 heeft de verbalisant het volgende verklaard:
“Op dinsdag 11 mei 2021, omstreeks 16:29 uur werd door mij, [verbalisant] een statische “roodlicht controle” uitgevoerd op de voor het openbaar rij- en ander verkeerd openstaande weg, de Fruitweg te Den Haag. (…) Ik bevond mij daartoe op de Fruitweg, ter hoogte van perceel 6, waarbij ik vrij en rechtstreeks zicht had op de verkeerslichten van de Fruitweg met de kruising Groenteweg te Den Haag en op de verkeerslichten van de Fruitweg met de Parallelweg te Den Haag. Ik bevind mij toen in een niet opvallend politievoertuig. (…)
Ik zag dat betrokkene op de kruising van de Fruitweg met de Groenteweg over het voorsorteervak voor 2x rechtsaf reed, terwijl het verkeerslicht in zijn rijrichting rood licht uitstraalde.
Daar het een statische “roodlicht controle” betrof werd betrokkene niet staande gehouden. Het staande houden van betrokkenen doet afbreuk aan de aard van de controle. De verkeerslichten ter plaatse worden veelvuldig genegeerd door weggebruikers.”
Artikel 5 Wahv houdt in dat de verkeersboete wordt opgelegd aan de kentekenhouder, indien niet aanstonds is vastgesteld wie de bestuurder is van het motorvoertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden. Deze bepaling moet zo worden verstaan dat de verkeersboete aan de bestuurder van het motorvoertuig moet worden opgelegd ingeval zich een reële mogelijkheid voordoet tot staande houding van die bestuurder.
Uit de verklaringen van de verbalisant moet worden afgeleid dat staande houding misschien feitelijk wel mogelijk was, maar dat besloten is om daarvan af te zien en dat de reden daarvoor is dat een statisch controle werd gehouden in verband met een vaker voorkomende situatie van niet-naleving van een specifieke verkeersregel ter plekke (in dit geval: negeren van rood licht). De kantonrechter begrijpt uit deze verklaring voorts dat in dat kader is gekozen voor bekeuren op kenteken met de bedoeling dat meer verkeersboetes kunnen worden opgelegd, wat bijdraagt aan het (sneller) beëindigen van de niet-naleving van de verkeersregel. De kantonrechter is van oordeel dat dit voldoende grond vormt voor de conclusie dat er geen reële mogelijkheid was tot staande houding van de bestuurder. De verkeersboete is dus terecht met toepassing van artikel 5 van de Wahv aan de kentekenhouder opgelegd. [4] De beroepsgrond slaagt niet.
Verder staat op basis van het dossier de gedraging vast. Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die leiden tot afzien van boeteoplegging of tot matiging.
Conclusie
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing:

De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, kantonrechter, bijgestaan door
D.C. Carsten, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.

Voetnoten

3.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 maart 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2810.
4.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 juni 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:5921.