ECLI:NL:RBDHA:2022:14779
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 5 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een eiser met een V-nummer. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. E.G. Grigorjan. De rechtbank heeft de zaak op 30 augustus 2022 behandeld, waarbij de verweerder niet aanwezig was.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Roemenië zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft echter aangevoerd dat hij in Roemenië slecht behandeld is en dat zijn detentie onrechtmatig was. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de asielprocedure in Roemenië gebrekkig is en dat er risico's zijn op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank concludeert dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn om het interstatelijk vertrouwensbeginsel te doorbreken.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 september 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.