ECLI:NL:RBDHA:2022:14779

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
NL22.14568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 5 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een eiser met een V-nummer. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. E.G. Grigorjan. De rechtbank heeft de zaak op 30 augustus 2022 behandeld, waarbij de verweerder niet aanwezig was.

De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Roemenië zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft echter aangevoerd dat hij in Roemenië slecht behandeld is en dat zijn detentie onrechtmatig was. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de asielprocedure in Roemenië gebrekkig is en dat er risico's zijn op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank concludeert dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn om het interstatelijk vertrouwensbeginsel te doorbreken.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 september 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.14568
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).
Procesverloop
Bij besluit van 28 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.14569, op 30 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Er is een tolk verschenen. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Overwegingen
1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval heeft verweerder een terugname verzoek naar Roemenië gestuurd op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening. Roemenië heeft dit verzoek geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid, onder c, van de Dublinverordening. Dit betekent dat eiser in Roemenië een asielverzoek heeft gedaan, maar dat zijn asielverzoek tijdens de behandeling heeft ingetrokken.
1. Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingwet 2000 (Vw).
2 Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
2. Eiser voert aan dat verweerder ten aanzien van Roemenië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit mag gaan. Eiser is als vluchteling, maar ook als hartpatiënt zeer slecht behandeld en gevangen genomen. Tijdens de gevangenneming moest hij ook op de grond slapen. Eiser is in detentie gezet, omdat hij geen asiel wilde aanvragen in Roemenië. Hij is voorgelogen over het afstaan van zijn vingerafdrukken. Deze moest hij uiteindelijk noodgedwongen afstaan, omdat hij anders langer in detentie zou moeten verblijven. Het is naar de mening van eiser onbegrijpelijk en onjuist dat verweerder in het bestreden besluit heeft vermeld dat niet is gesteld of gebleken dat de gestelde detentie van eiser in Roemenië onrechtmatig en in strijd met de internationale afspraken is geweest. Als de detentie rechtmatig was geweest zou Roemenië aan eiser en aan Nederland bekend moeten maken op grond waarvan hij is aangehouden en is vastgezet. Dat is niet gebeurd en dat is zeer onzorgvuldig, waardoor er sprake is van een tekortkoming van het systeem. De verklaringen van eiser worden ook bevestigd in het AIDA rapport over Roemenië, update 2021.
Eiser heeft in Roemenië geklaagd over de slechte omstandigheden waarin hij verkeerde, maar hij heeft geen officiële klacht ingediend. Zijn klachten werden niet serieus genomen, er werd niet eens een tolk ingeschakeld. De Roemeense autoriteiten konden dus niet goed begrijpen waar eiser over heeft geklaagd. Toen eiser uiteindelijk in Nederland aankwam begreep hij pas dat hij op grond van de Dublinverordening overgedragen zou kunnen worden aan Roemenië. Hierdoor is er sprake van tekortkomingen en zeer gebrekkige informatie in Roemenië. Het is door de Roemeense autoriteiten ook juist gestimuleerd om Roemenië te verlaten, omdat hij geen asielaanvraag wilde indienen. Doordat eiser geen asielaanvraag heeft ingediend riskeert hij bij terugkeer naar Roemenië aangehouden te worden en een inreisverbod van vijf jaar opgelegd te krijgen.
3. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in het algemeen vanuit gaan dat Roemenië zijn internationale verplichtingen, waaronder die uit het Unierecht, nakomt. Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening staat dat het niet mogelijk is om eiser over te dragen aan Roemenië, als ernstig moet worden gevreesd dat de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor eiser systeemfouten bevatten die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie (Hv). In het arrest Jawo zijn de criteria beschreven om te beoordelen of tekortkomingen onder artikel 4 van het Hv vallen. Hieruit volgt dat de tekortkomingen een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid moeten bereiken voordat er sprake is van een risico op schending van artikel 4 van het Hv. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden.
4. Eiser verwijst naar het AIDA rapport, update 2021. Dit rapport is een update van de vorige AIDA rapporten die zijn meegewogen in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 29 juli 2021. In die uitspraak heeft de ABRvS geoordeeld dat uit het AIDA rapport, update 2019 en update 2020, niet volgt dat Dublinclaimanten in Roemenië stelselmatig in detentie worden gezet, maar juist dat asielzoekers over het algemeen niet in detentie worden gezet. Deze situatie is blijkens het AIDA rapport over Roemenië update 2021 nadien niet gewijzigd. Met een verwijzing naar dit rapport heeft eiser daarom onvoldoende aannemelijk gemaakt dat vanwege de

3.ECLI:NL:RVS:2021:1645.

mogelijkheden van detentie er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Roemenië, waardoor niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel zou kunnen worden uitgegaan. De verklaringen van eiser zelf leiden ook niet tot een ander oordeel.
Verweerder heeft het standpunt kunnen innemen dat niet is gebleken dat de detentie van eiser in Roemenië onrechtmatig was. Dit in verband met de omstandigheid dat eiser volgens zijn eigen verklaring geen asielaanvraag had ingediend en daarom niet rechtmatig in Roemenië verbleef. Dit verklaart ook dat hem geen aanmeldgehoor is afgenomen. De situatie van eiser is nu anders omdat eiser Dublinclaimant is en daarmee de garantie heeft dat een ingediende asielaanvraag in behandeling zal worden genomen. De stelling dat hij bij terugkeer zal worden aangehouden en een inreisverbod zal worden opgelegd, kan de rechtbank gelet hierop niet volgen. Dat eiser eerder in detentie is geplaats vormt gelet op het vorenstaande geen reden om niet meer uit te gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
5. De omstandigheid dat eiser vingerafdrukken heeft moeten afgeven waarbij hem enkel is verteld dat dit als reden heeft om zijn antecedenten te controleren, vormt ook geen reden om aan te nemen dat sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure. Niet is in dit verband voldaan aan de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid als hiervoor is weergegeven. Indien eiser vindt dat de Roemeense autoriteiten wat betreft de afname van vingerafdrukken onrechtmatig hebben gehandeld door hem informatie te onthouden dan had hij daarover bij de autoriteiten zijn beklag moeten doen. Dat hij heeft geklaagd heeft hij verder niet aannemelijk gemaakt. De door eiser geschetste situatie maakt de afname van de vingerafdrukken overigens op zichzelf niet onrechtmatig.
Oekraïense vluchtelingen
6. Eiser voert verder aan dat de Roemeense autoriteiten hebben aangekondigd alle inkomende Dublinoverdrachten op de schorten in verband met de grote instroom van vluchtelingen uit Oekraïne. Eiser vraagt zich af wat dat in de praktijk inhoudt en hoe zeker het is dat Roemenië zijn verantwoordelijkheden na zou kunnen komen, als het gaat om feitelijke overdracht, de opvang en de proces- of procedure-aspecten aangaande de asielaanvragen of de eventuele aanvraag van eiser.
7. De rechtbank overweegt dat eiser geen informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat er als gevolg van de instroom van Oekraïense vluchtelingen geen opvang meer wordt geboden aan Dublinclaimanten of dat Dublinclaimanten niet meer tot de asielprocedure worden toegelaten in Roemenië. Er is dus geen reden om aan te nemen dat verweerder om deze reden niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan gaan. Zoals eiser zelf ook aangeeft heeft de ABRvS eerder geoordeeld dat deze situatie voor verweerder geen aanleiding hoeft te zijn om de aanvraag in behandeling te nemen.
Vergelijking met Polen en Kroatië
8. Eiser voert verder aan dat er sprake is van ‘pushbacks’ in Roemenië, dat volgt uit het AIDA rapport, update 2021. Eiser wil voorkomen dat hij slachtoffer wordt van deze 'pushbacks'. Hij is er niet zeker van of hem gegarandeerd kan worden dat hij niet in een

4.ECLI:NL:RVS:2022:1520

5 Dit zijn volgens eiser pushbacks van migranten aan de grenzen met Roemenië en de slechte behandeling van deze doelgroep in Roemenië zelf
schrijnende situatie terecht zal komen. Daarbij komt ook dat de situatie in Roemenië naar de mening van eiser vergelijkbaar is met de situatie in Kroatië en Polen en misschien zelfs erger als gekeken wordt naar de inhoud van het AIDA-rapport. Daarbij verwijst eiser ten aanzien van de bewijslast naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 maart 2022, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch en de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats
‘s-Hertogenbosch van 15 juni 2022.
9. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken en ook niet aannemelijk is gemaakt dat Dublinclaimanten zoals eiser slachtoffer zijn geworden van pushbacks. Het door eiser overgelegde AIDA rapport duidt erop dat de slachtoffers van de pushbacks de asielzoekers zijn die zich in het grensgebied met Servië bevinden. Eiser bevindt zich niet in een dergelijk situatie. Ook heeft eiser anders dan de vreemdelingen die via de buitengrenzen het land binnen komen de garantie dat de asielaanvraag in behandeling wordt genomen. De pushbacks aan de buitengrenzen van Roemenië staan daarom niet in de weg aan de overdracht van eiser. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom de prejudiciële vragen die gesteld zijn door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s- Hertogenbosch, niet van toepassing zijn in de situatie van eiser.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.

6.ECLI:NL:RBDHA:2022:2305.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 september 2022
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.