5.2De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het ondernemingsplan niet volledig en duidelijk genoeg is om voor te leggen aan de RvO. Verweerder wordt gevolgd in zijn standpunt dat het ondernemingsplan niet voldoet aan de (documentatie)eisen zoals vermeld in Bijlage 8aa. Informatie ontbreekt op de volgende onderdelen: persoonlijke gegevens van de ondernemer(s); wat het unieke is van eisers dienst, een marktanalyse toegespitst op het eigen product of dienst, waarbij de marktanalyse minimaal informatie over de kenmerken van de specifieke markt, de doelgroep, de concurrentie (het onderscheidend vermogen), potentieel marktaandeel, marketing, risico’s en prijsbeleid moet bevatten, de (openings)balans, de omzet- en liquiditeitsprognose inclusief berekeningen en een specificatie en begroting arbeidscreatie en investeringen. In bezwaar heeft eiser geen nieuw ondernemingsplan overgelegd. Ook heeft eiser niet alsnog alle ontbrekende stukken ter onderbouwing van het ondernemingsplan overgelegd. Zo ontbreken nog concrete overeenkomsten van opdracht over 2018 tot en met 2021, stukken ter onderbouwing van eisers competenties, tussentijdse balansen en exploitatieoverzichten, gespecificeerde verkoopfacturen 2019 en 2020 en de balans en verliesrekening op moment van toetreding. De grond slaagt niet.
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht tegengeworpen dat de aanvraag van eiser niet voldoet aan het documentatievereiste. Reeds hierom heeft verweerder de aanvraag niet hoeven voor te leggen aan de RvO.
7. Eiser heeft een beroep gedaan op andere zaken, waarin vergelijkbare of slechtere markt- en concurrentieanalyses zijn gemaakt in een ondernemingsplan. Een aantal van die zaken is wel voorgelegd aan de RvO. Naar het oordeel van de rechtbank kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel al niet slagen, omdat niet is gebleken dat in deze gevallen ook de eerdergenoemde documenten misten. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Had verweerder eiser in bezwaar moeten horen?
8. Dat verweerder de hoorplicht zou hebben geschonden, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft in het primaire besluit aangegeven op welke punten de aanvraag ontoereikend is onderbouwd. Nu eiser in bezwaar de gevraagde stukken niet, dan wel onvolledig heeft overgelegd terwijl hem duidelijk was dat die voor de beoordeling van zijn aanvraag essentieel waren, stond op voorhand vast dat het bezwaar niet tot een ander besluit kon leiden. Onder deze omstandigheden hoefde verweerder niet over te gaan tot horen om de vreemdeling nogmaals aan te sporen de benodigde stukken over te leggen.Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat hij op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht van horen in bezwaar kon afzien. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Mvv vereiste vanaf 1 oktober 2022