ECLI:NL:RBDHA:2022:15592
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep asielaanvraag na intrekking besluit door verweerder
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.C.W. van der Zanden, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Letland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Echter, op 26 september 2022 trok de verweerder het bestreden besluit in, waardoor eiser geen procesbelang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het besluit. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was, omdat de intrekking van het besluit door verweerder betekende dat er geen inhoudelijke beoordeling meer nodig was.
Eiser had verzocht om vergoeding van de proceskosten, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat als een besluit wordt ingetrokken zonder dat er sprake is van tegemoetkomen aan de verzoeker, er geen proceskostenvergoeding hoeft te worden toegekend. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van tegemoetkomen, aangezien de intrekking van het besluit voortkwam uit het verstrijken van de overdrachtstermijn en niet uit een inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenvergoeding af en verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk.