ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 30 december 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Van eisers zijn op 2 maart 2021 beroepsgronden ontvangen en op 5 juli 2021 een rapport als contra-expertise.
Verweerder heeft op 23 september 2021 een weerwoord overgelegd van Bureau Documenten. Op 11 oktober 2021 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben op 27 januari 2022 aanvullende beroepsgronden ingediend met daarbij een reactie van 25 januari 2022 op het weerwoord van Bureau Documenten.
Verweerder heeft op 4 februari 2022 een aanvullend verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.A. Fauzy. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraaktermijn is met drie weken verlengd.
Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum1] en eiseres is geboren op [geboortedatum2]. Eisers zijn met elkaar getrouwd en hebben de Egyptische nationaliteit. Op 4 september 2018 hebben zij in Nederland asielaanvragen ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij heeft deelgenomen aan demonstraties en dat hij vanwege zijn deelname op 25 januari 2011 en 14 maart 2014 is gearresteerd. Eiser wordt door de Egyptische autoriteiten als aanhanger gezien van de moslimbroederschap en heeft na de demonstratie in 2014 vijftien dagen in voorarrest verbleven. Op 15 april 2017 heeft eiser Egypte verlaten. Bij uitspraak van 30 april 2017 van de rechtbank te Alexandrië, Egypte, is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 jaar voor deelname aan de demonstratie van 14 maart 2014 en lidmaatschap van de moslimbroederschap. Ter onderbouwing van zijn asielrelaas heeft eiser overgelegd een aantal processen-verbaal, de uitspraak van 30 april 2017 en een arrestatiebevel van 27 december 2017.
3. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd de druk die de Egyptische autoriteiten op haar en haar kinderen hebben uitgeoefend naar aanleiding van de verdenking en veroordeling van haar echtgenoot. Na het vertrek van eiser werd eiseres achtervolgd, is zij op 26 mei 2017 op straat met een vloeistof overgoten en op 20 september 2017 in haar huis verkracht. De kinderen hebben op school problemen gekregen. Eiseres en de kinderen hebben op 16 januari 2018 Egypte verlaten. Bij terugkeer in Egypte vreest eiseres voor besnijdenis van haar dochter. Ter onderbouwing van de in Egypte ondervonden problemen heeft eiseres een aantal processen-verbaal overgelegd.
4. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig. Verweerder acht ook geloofwaardig dat eiser in 2011 en 2014 heeft deelgenomen aan demonstraties en hiervoor is gearresteerd. Niet geloofwaardig wordt geacht dat eiser vanwege zijn deelname aan de demonstratie van 14 maart 2014 en vermeend lidmaatschap van de moslimbroedergemeenschap is vervolgd en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 jaar. De gestelde problemen van eiseres heeft verweerder evenmin geloofwaardig geacht. Verweerder werpt eiser tegen dat hij met een toeristenvisum naar Nederland is gekomen en niet onmiddellijk na afloop van de geldigheidsduur hiervan (te weten 20 februari 2018) een asielaanvraag heeft ingediend. Verder meent verweerder dat eisers weinig gedetailleerde verklaringen hebben afgelegd en dat deze bovendien niet overeenkomen met gezaghebbende bronnen.De door eisers overgelegde documenten zijn door Bureau Documenten onderzocht. In de verklaring van onderzoek van 17 maart 2020 is geconcludeerd dat de uitspraak van 30 april 2017 en het proces-verbaal van 26 mei 2017 ‘waarschijnlijk niet in deze staat zijn opgemaakt en afgegeven door een daartoe bevoegde instantie’. Dit doet tevens afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde vervolging en veroordeling van eiser. Van de overige overgelegde documenten kon geen uitspraak worden gedaan over de authenticiteit van deze bescheiden vanwege het ontbreken van (voldoende) vergelijkings-/referentiemateriaal. Tot slot heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer in Egypte haar dochter niet kan behoeden voor besnijdenis. Ook overigens hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer gegronde vrees hebben voor vervolging of een reëel risico lopen op ernstige schade.
5. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht de vervolging en veroordeling van eiser. Eiser heeft allereerst toegelicht hoe en waarom hij Egypte heeft verlaten en betwist dat hij bij de visumaanvraag een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven over het beoogde verblijf in Nederland. Ten onrechte is eiser tegengeworpen dat hij zich niet onverwijld heeft gemeld voor internationale bescherming. In reactie op de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten hebben eisers een rapport van 5 juli 2021 overgelegd als contra-expertise. Dr. [naam5] heeft in dit rapport geconcludeerd dat de door hem onderzochte uitspraak van 30 april 2017 en een arrestatiebevel van 27 december 2017 originele documenten zijn. Verder wijzen eisers op zijn reactie op het weerwoord (
counterclaim) van 25 januari 2022. In verband met de niet te beoordelen documenten beroepen eisers zich op prejudiciële vragen die zijn gesteld door deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch.Volgens eisers heeft verweerder de samenwerkingsplicht geschonden. Bij terugkeer in Egypte vrezen eisers voor een schending van artikel 3 van het EVRM.Ter onderbouwing hiervan wijzen zij op passages uit het algemeen ambtsberichten een rapport van Home Office.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Inreis/niet onverwijld melden
6. Verweerder heeft allereerst bij zijn beoordeling kunnen betrekken dat eiser met een onjuiste voorstelling van zaken naar Nederland is gereisd én zich hier niet onmiddellijk heeft gemeld bij de autoriteiten om asiel aan te vragen. Terecht heeft verweerder erop gewezen dat eiser zelf heeft verklaard dat hij het visum heeft gevraagd voor toeristische doeleinden, maar dat dat niet het officiële doel was.Uit zijn verklaring blijkt ook dat hij op advies van zijn advocaat voor de uitspraak het land heeft verlaten.Dit duidt erop dat de asielmotieven van eiser al bij binnenkomst in Nederland bestonden. Verweerder heeft daarnaast terecht aan eiser tegengeworpen dat hij zich niet onverwijld heeft gemeld. Hij heeft immers al in april 2017 zijn land verlaten, de geldigheidsduur van zijn visum laten verstrijken en vervolgens nog eens zes maanden gewacht alvorens asiel aan te vragen. Verweerder heeft hierover kunnen opmerken dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de overige verklaringen van eiser.
7. Verweerder heeft verder niet ten onrechte overwogen dat eiser weinig gedetailleerd heeft verklaard over zijn verdenking tot het behoren tot de moslimbroederschap, het strafrechtelijk onderzoek en de uitspraak van de rechtbank. Niet valt in te zien waarom hij vrijwel niets kan verklaren over de inhoudelijke kant van de strafzaak, nu dit de kern is van zijn relaas en de strafzaak volgens eiser van 2014 tot 2017 heeft geduurd. Eiser heeft deze tegenwerping in beroep niet betwist. Dat eiseres summiere verklaringen heeft afgelegd over haar problemen in Egypte, is evenmin bestreden. Ook staat vast dat eiser gedurende het strafrechtelijk onderzoek jarenlang heeft kunnen in- en uitreizen en dat hij in 2017 legaal zijn land heeft kunnen verlaten.
8. Verweerder heeft verder van belang kunnen vinden dat de verklaringen van eiser niet overeenkomen met informatie uit gezaghebbende bronnen. Zo blijkt uit het rapport van Home Office dat bij aanhangers die geen belangrijke functies bekleden binnen de organisatie van de moslimbroederschap of niet-actieve leden geen sprake is van een reëel risico op vervolging.Bovendien blijkt hieruit dat het onwaarschijnlijk is dat de Egyptische autoriteiten de capaciteit hebben om iedereen te vervolgen die met de moslimbroederschap wordt geassocieerd.Nu eiser heeft verklaard dat hij enkel heeft deelgenomen aan demonstraties, geen belangrijke rol heeft gespeeld bij de (organisatie) hiervan en geen lid is geweest van de moslimbroederschap, is het niet aannemelijk dat juist hij is vervolgd en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 jaar vanwege zijn lidmaatschap van de moslimbroederschap. De enkele uitleg dat in maart 2014 niet veel mensen hebben deelgenomen aan de demonstratie en het daarom gemakkelijker was om te worden gepakt, is niet voldoende. Gelet op de duur van de gestelde opgelegde gevangenisstraf heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser tijdens het gerechtelijk vooronderzoek niet (langer) in voorarrest heeft gezeten en jarenlang heeft kunnen in- en uitreizen.
9. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen, is een advies van Bureau Documenten een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. Het bestuursorgaan mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting volgt uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het verweerder niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt verweerder de adviseur een reactie op wat over het advies is aangevoerd.
10. In de verklaring van onderzoek van 17 maart 2020 heeft Bureau Documenten over de onderzochte uitspraak en het proces-verbaal van 26 mei 2017 geconcludeerd dat deze waarschijnlijk niet in deze staat zijn opgemaakt en afgegeven door een daartoe bevoegde instantie. Het bevreemdt Bureau Documenten ten zeerste dat met behulp van verschillende technieken (printtechniek en tonertechniek) gegevens op de verschillende pagina’s zijn aangebracht. In het weerwoord betwist Bureau Documenten de deskundigheid van dr. [naam5]. Bureau Documenten verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 23 juli 2021.Hierin is overwogen dat dr. [naam5] geen forensisch-technische achtergrond heeft en dat niet is aangetoond dat hij een forensisch technisch onderzoek kan verrichten. Hij beschrijft dat de door hem onderzochte documenten voldoen aan de standaarden qua formaat en schrift die behoren bij de afgifte van Egyptische gerechtelijke documenten. Bureau Documenten heeft de documenten echter op technische aspecten beoordeeld. Uit het rapport van 5 juli 2021 in deze zaak blijkt volgens Bureau Documenten niet dat dr. [naam5] middels de door hem gebruikte technische middelen heeft waargenomen dat de variabele gegevens op de pagina’s van de onderzochte documenten middels verschillende technieken zijn aangebracht.
11. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze bevindingen en conclusies van Bureau Documenten concreet en inzichtelijk en heeft verweerder deze als deskundigenoordeel kunnen gebruiken ter onderbouwing van de bestreden besluiten. De verschillende pagina’s van de uitspraak en van het proces-verbaal zijn met verschillende technieken en materialen geprint (inkt en toner). Op basis daarvan heeft Bureau Documenten kunnen concluderen dat deze documenten waarschijnlijk niet in deze staat zijn opgemaakt en afgegeven. Dat van de overige onderzochte documenten de authenticiteit niet kon worden vastgesteld, maakt dit niet anders. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat Bureau Documenten geen referentiemateriaal nodig had om te kunnen oordelen dat in de uitspraak en het proces-verbaal gebruik is gemaakt van twee verschillende technieken om hierin gegevens aan te brengen. Het betoog van eiser dat verweerder niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan, slaagt daarom niet.
12. Ter beantwoording ligt vervolgens de vraag of het rapport van dr. [naam5] als contra-expertise kan worden aangemerkt. De rechtbank stelt allereerst vast dat dr. [naam5] het proces-verbaal van 26 mei 2017 niet heeft onderzocht. De conclusie van Bureau Documenten dat dit proces-verbaal waarschijnlijk niet in deze staat is opgemaakt en afgegeven door de daartoe bevoegde instantie, is daarmee dan ook niet weerlegd.
13. Verweerder heeft verder deugdelijk gemotiveerd waarom eisers met het rapport van dr. [naam5] niet hebben weerlegd dat de onderzochte uitspraak niet authentiek is bevonden. Allereerst heeft verweerder hiervoor kunnen wijzen op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 23 juli 2021 waaruit volgt dat bij dr [naam5] onvoldoende technisch-forensische kennis aanwezig is. Niettemin heeft verweerder het door hem uitgebrachte rapport en zijn reactie op het weerwoord van Bureau Documenten zelfstandig beoordeeld. Over de onderzochte uitspraak heeft dr. [naam5] geconcludeerd dat deze authentiek (
genuine) is. Hij stelt daarbij dat hij het document heeft onderzocht met een microscoop en de nodige software en dat hij in de printinkt, handschriften en stempels geen geknoei of iets verdachts heeft gezien. Verder geeft hij aan dat in printers en kopieerapparaten een en dezelfde inkt wordt gebruikt. Verweerder heeft in zijn aanvullend verweerschrift van 4 februari 2022 gewezen op het verschil tussen printtechniek en tonertechniek en dat deze in de verste verte niet op elkaar lijken.
Bij een inktjetprinter worden de gegevens namelijk met inkt op het document aangebracht en bij tonertechniek worden de gegevens middels toner (een poeder) op het document aangebracht.Dat op verschillende pagina’s in één document gebruik is gemaakt van verschillende printtechnieken en materialen heeft Bureau Document ten zeerste bevreemd. Verweerder heeft dan ook kunnen opmerken dat uit het onderzoek van dr. [naam5] niet blijkt dat hij voldoende technische-forensische kennis heeft. Zoals verweerder ter zitting heeft opgemerkt, is in de reactie op het weerwoord ook niet te lezen dat hem is opgevallen dat in één document gebruik is gemaakt van verschillende technieken om gegevens aan te brengen. De enkele stelling van eisers ter zitting dat de gebruikte printer mogelijk niet dubbelzijdig heeft kunnen printen of dat (deels) gebruik is gemaakt van een andere printer, is niet onderbouwd. Dat dr. [naam5] op andere gebieden wél deskundig is, betekent niet dat hiermee de bevindingen van Bureau Documenten in twijfel worden gebracht. Het beroep van eisers op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 14 september 2021slaagt niet, nu in die zaak de expertise van de contra-expert en de inzichtelijkheid van het rapport niet in geschil waren.
14. Verweerder heeft de vijf overige overgelegde documenten eveneens door Bureau Documenten laten onderzoeken. Over de authenticiteit hiervan heeft Bureau Documenten geen uitspraak kunnen doen vanwege het ontbreken van (voldoende) betrouwbaar vergelijkings- en referentiemateriaal.. De rechtbank volgt niet de stelling van eisers dat deze documenten niet in het bestreden besluit zijn betrokken. Verweerder heeft immers overwogen dat de omstandigheid dat deze documenten niet op authenticiteit kunnen worden onderzocht op zichzelf niet in het nadeel van eiser werkt. Nu deze documenten echter verwant zijn aan de overgelegde uitspraak en het proces-verbaal van 26 mei 2017, heeft verweerder aan de overige vijf documenten niet de waarde hoeven hechten die eiser daaraan wenst te geven. Het beroep van eisers op de prejudiciële vragen die zijn gesteld door deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 16 december 2019slaagt niet, nu verweerder in de zaak van eisers deze documenten wel in de beoordeling heeft betrokken. De rechtbank volgt evenmin de stelling dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn samenwerkingsverplichting.
15. Gelet op het voorgaande heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom niet geloofwaardig is dat eiser na zijn deelname aan de demonstratie van 14 maart 2014 is vervolgd en uiteindelijk veroordeeld op 30 april 2017. Verweerder heeft de hierdoor bij eiseres ontstane problemen terecht evenmin geloofwaardig geacht.
16. Verweerder heeft in de bestreden besluiten terecht geconcludeerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer hebben te vrezen voor vervolging of het risico lopen op ernstige schade. Terecht heeft verweerder allereerst genoemd dat de gestelde vervolging en veroordeling van eiser ongeloofwaardig is bevonden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege zijn deelname aan de demonstraties in 2011 en 2014 alsnog vervolging heeft te duchten of een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft in dit verband terecht gewezen op het geringe aandeel van eiser in de demonstraties en het feit dat hij kort na zijn arrestaties ook weer is vrijgelaten. Dit laatste duidt er niet op dat eiser als serieus opposant werd gezien. Ook heeft verweerder van belang geacht dat eiser na zijn deelname aan de demonstratie op 14 maart 2014 geen verdere problemen heeft ondervonden en dat bovendien sprake is van een aanzienlijk tijdsverloop. De verwijzing van eiser in beroep naar het algemeen ambtsbericht en de door eiser in beroep overgelegde artikelen en rapporten zijn van algemene aard. Hiermee hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer in hun land van herkomst in de bijzondere aandacht zullen staan van de autoriteiten of groeperingen waartegen de autoriteiten geen bescherming kunnen bieden.
17. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eisers niet in aanmerking komen voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
18. De aanvragen zijn terecht afgewezen als ongegrond.
19. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.